1希西家向以賽亞求救(賽37:1~5)希西家王聽見了,就把自己的衣服撕裂,披上麻布,來到耶和華的殿。
1En het geschiedde, als de koning Hizkia dat hoorde, zo scheurde hij zijn klederen, en bedekte zich met een zak, en ging in het huis des HEEREN.
2王又派王宮總管以利亞敬、書記舍伯那和祭司中的長老披上麻布,到亞摩斯的兒子以賽亞先知那裡。
2Daarna zond hij Eljakim, den hofmeester, en Sebna, den schrijver, en de oudsten der priesteren, met zakken bedekt, tot Jesaja, den profeet, den zoon van Amoz;
3他們對他說:“希西家這樣說:‘今天是痛苦、責罰和侮辱的日子,好像嬰兒的產期到了,卻沒有力量生產。
3En zij zeiden tot hem: Alzo zegt Hizkia: Deze dag is een dag der benauwdheid, en der schelding, en der lastering; want de kinderen zijn gekomen tot aan de geboorte, en er is geen kracht om te baren.
4或者耶和華你的 神聽到拉伯沙基所說的話(他就是他的主亞述王派來辱罵永活的 神的人),就因著耶和華你的 神所聽見的話責罰他。所以請為這裡餘剩的人獻上禱告。’”
4Misschien zal de HEERE, uw God, horen al de woorden van Rabsake, denwelken zijn heer, de koning van Assyrie, gezonden heeft, om den levenden God te honen, en te schelden, met woorden, die de HEERE, uw God, gehoord heeft; hef dan een gebed op voor het overblijfsel, dat gevonden wordt.
5希西家王的臣僕就來到以賽亞那裡。
5En de knechten van den koning Hizkia kwamen tot Jesaja.
6以賽亞安慰的話(賽37:6~7)以賽亞對他們說:“你們要這樣告訴你們的主人:‘耶和華這樣說:不要因你所聽見亞述王的隨從褻瀆我的話而驚怕。
6En Jesaja zeide tot hen: Zo zult gij tot uw heer zeggen: Zo zegt de HEERE: Vrees niet voor de woorden, die gij gehoord hebt, waarmede Mij de dienaars van den koning van Assyrie gelasterd hebben.
7看哪,我要使他的心驚顫(“使他的心驚顫”原文作“放一個靈在他裡面”),他將聽見消息,就退回自己的地方去;我要使他在自己的國土倒在刀下。’”
7Zie, Ik zal een geest in hem geven, dat hij een gerucht horen zal, en weder in zijn land keren; en ik zal hem door het zwaard in zijn land vellen.
8亞述王恐嚇的話(賽37:8~13)拉伯沙基回去,發覺亞述王正在攻打立拿,因為他曾聽說亞述王已拔營離開拉吉。
8Zo kwam Rabsake weder, en vond den koning van Assyrie, strijdende tegen Libna; want hij had gehoord, dat hij van Lachis vertrokken was.
9亞述王聽見有關古實王特哈加的消息說:“看哪,他出來要和你交戰。”於是亞述王再派使者去見希西家說:
9Als hij nu hoorde van Tirhaka, den koning van Cusch, zeggen: Ziet, hij is uitgetogen om tegen u te strijden, zond hij weder boden tot Hizkia, zeggende:
10“你們要對猶大王希西家說:‘不要讓你所信靠的 神欺騙你說:耶路撒冷不會交在亞述王的手中。
10Zo zult gij spreken tot Hizkia, den koning van Juda, zeggende: Laat u uw God niet bedriegen, op welken gij vertrouwt, zeggende: Jeruzalem zal in de hand des konings van Assyrie niet gegeven worden.
11看哪,你聽過亞述列王怎樣對付列國,把它們完全毀滅,你會得著解救嗎?
11Zie, gij hebt gehoord, wat de koningen van Assyrie aan alle landen gedaan hebben, die verbannende; en zoudt gij gered worden?
12我祖先所消滅的民族,就是歌散人、哈蘭人、利色人和在提.拉撒的伊甸人,他們的神可曾解救他們嗎?
12Hebben de goden der volken, die mijn vaders verdorven hebben, dezelve gered, als Gozan, en Haran, en Rezef, en de kinderen van Eden, die in Telasser waren?
13哈馬王、亞珥拔王、西法瓦音城的王、希拿王和以瓦王在哪裡呢?’”
13Waar is de koning van Hamath, en de koning van Arpad, en de koning der stad Sefarvaim, Hena en Ivva?
14希西家向 神禱告(賽37:14~20)希西家從使者手中接過信件,念完了,就上耶和華的殿。希西家把信件在耶和華面前展開。
14Als nu Hizkia de brieven uit der boden hand ontvangen, en die gelezen had, ging hij op in het huis des HEEREN, en Hizkia breidde die uit voor het aangezicht des HEEREN.
15希西家在耶和華面前禱告,說:“耶和華以色列的 神,坐在二基路伯中間的啊,只有你是地上萬國的 神,天地是你創造的。
15En Hizkia bad voor het aangezicht des HEEREN, en zeide: O HEERE, God Israels, Die tussen de cherubim woont! Gij zelf, Gij alleen zijt de God van alle koninkrijken der aarde, Gij hebt den hemel en de aarde gemaakt.
16耶和華啊!求你側耳聆聽;耶和華啊!求你睜眼垂顧;聽那派使者來侮辱永活的 神的西拿基立的話。
16O, HEERE! neig Uw oor en hoor, doe, HEERE! Uw ogen open en zie, en hoor de woorden van Sanherib, die dezen gezonden heeft, om den levenden God te honen.
17耶和華啊!亞述列王真的曾毀壞列國和它們的領土,
17Waarlijk, HEERE, hebben de koningen van Assyrie die heidenen en hun land verwoest;
18把它們的神丟進火裡,但他們並不是神,不過是人手用木頭、石頭做成的,因此他們可以把他們除掉。
18En hebben hun goden in het vuur geworpen; want zij waren geen goden, maar het werk van mensenhanden, hout en steen; daarom hebben zij die verdorven.
19現在,耶和華我們的 神啊,求你從他的手中把我們拯救出來,地上萬國就可以知道只有你耶和華才是 神。”
19Nu dan, HEERE, onze God, verlos ons toch uit zijn hand; zo zullen alle koninkrijken der aarde weten, dat Gij, HEERE, alleen God zijt.
20以賽亞預言亞述必敗(賽37:21~35)於是亞摩斯的兒子以賽亞派人去見希西家,說:“耶和華以色列的 神這樣說:‘你向我禱告有關亞述王西拿基立的事,我已經聽見了。’
20Toen zond Jesaja, de zoon van Amoz, tot Hizkia, zeggende: Zo spreekt de HEERE, de God Israels: Dat gij tot Mij gebeden hebt tegen Sanherib, den koning van Assyrie, heb Ik gehoord.
21下面是耶和華所說關於他的話:‘錫安的居民(“居民”原文作“處女”)藐視你,嗤笑你;耶路撒冷的居民在你背後搖頭。
21Dit is het woord, dat de HEERE over hem gesproken heeft: De jonkvrouw, de dochter van Sion, veracht u, zij bespot u, de dochter van Jeruzalem schudt het hoofd achter u.
22你辱罵了誰,褻瀆了誰?你揚聲攻擊誰呢?你高舉眼目是向誰傲慢呢?就是攻擊以色列的聖者。
22Wien hebt gij gehoond en gelasterd? en tegen Wien hebt gij de stem verheven, en uw ogen omhoog opgeheven? Tegen den Heilige Israels!
23你藉著你的使者侮辱了我的主,你說--我要用大批的戰車,攀登眾山的高峰,到達黎巴嫩山的頂端,砍伐高大的香柏樹,佳美的松木;我要進入極遠的峰巒,最茂密的森林。
23Door middel uwer boden hebt gij den HEERE gehoond, en gezegd: Ik heb met de menigte mijner wagenen beklommen de hoogten der bergen, de zijden van den Libanon; en ik zal zijn hoge cederbomen, en zijn uitgelezen dennebomen afhouwen; en zal komen in zijn uiterste herberg, in het woud zijns schonen velds.
24我掘井飲外地的水,我用腳掌踏乾埃及所有的河道。
24Ik heb gegraven en heb gedronken vreemde wateren; en ik heb met mijn voetzolen alle rivieren der belegerde plaatsen verdroogd.
25你沒有聽過嗎?在遠古我已決定,在古時我已籌劃,現在我要實現,就是你使設防城變成亂堆。
25Hebt gij niet gehoord, dat Ik zulks lang te voren gedaan heb en dat van oude dagen af geformeerd heb? Nu heb Ik dat doen komen, dat gij zoudt zijn, om de vaste steden te verstoren tot woeste hopen.
26他們的居民沒有能力,驚惶、羞慚。他們好像田野的嫩草,青綠的蔬菜,和房頂上的草,還未長成就枯萎了。
26Daarom waren haar inwoners handeloos; zij waren verslagen en beschaamd; zij waren als het gras des velds, en de groene grasscheutjes, het hooi der daken, en het brandkoren, eer het over einde staat.
27你坐下,你出去,你進來,以及你對我所發的烈怒,我都知道。
27Maar Ik weet uw zitten, en uw uitgaan, en uw inkomen, en uw woeden tegen Mij.
28因為你向我發了烈怒,你狂傲的話進入我的耳中,我要把我的鉤子鉤在你的鼻子上,把嚼環套在你的嘴上,使你在你來的路上轉回去。
28Om uw woeden tegen Mij, en dat uw woeling voor Mijn oren opgekomen is, zo Mijn gebit in uw lippen, en Ik zal u doen wederkeren door dien weg, door denwelken gij gekomen zijt.
29‘這要給你作一個徵兆:這一年要吃自然生長的,第二年也要吃自己長出來的,第三年要撒種、收割,栽種葡萄園,吃它們的果子。
29En dat zij u een teken, dat men in dit jaar eten zal, wat van zelf gewassen is; en in het tweede jaar, wat daarvan weder uitspruit; maar zaait in het derde jaar, en maait, en plant wijngaarden, en eet hun vruchten.
30猶大家逃脫的餘民,必再往下扎根,往上結果;
30Want het ontkomene, dat overgebleven is van het huis van Juda, zal wederom nederwaarts wortelen, en zal opwaarts vrucht dragen.
31因為將有剩餘的人從耶路撒冷出來,將有逃脫的人從錫安山而來,耶和華的熱心必成全這事。
31Want van Jeruzalem zal het overblijfsel uitgaan, en het ontkomene van den berg Sion; de ijver van den HEERE der heirscharen zal dit doen.
32因此,耶和華論到亞述王這樣說:他不會來到這城,不會在那裡射箭,也不會拿著盾牌向城進攻,不會築起土堆圍攻它。
32Daarom zo zegt de HEERE van den koning van Assyrie: Hij zal in deze stad niet komen, noch daar een pijl inschieten; ook zal hij met geen schild daarvoor komen, en zal geen wal daartegen opwerpen.
33他必循他來的路回去,他必不能來到這城,這是耶和華的宣告。
33Door den weg, dien hij gekomen is, door dien zal hij wederkeren; maar in deze stad zal hij niet komen, zegt de HEERE.
34為了我和我僕人大衛的緣故,我必保護這城,拯救這城。’”
34Want Ik zal deze stad beschermen, om die te verlossen, om Mijnentwil, en om Davids, Mijns knechts wil.
35 神懲罰亞述王(代下32:20~21;賽37:36~38)那天晚上,耶和華的使者出去,在亞述軍營殺了十八萬五千人。早上,他們起來的時候,看哪,到處都是死屍。
35Het geschiedde dan in dienzelven nacht, dat de Engel des HEEREN uitvoer, en sloeg in het leger van Assyrie honderd vijf en tachtig duizend. En toen zij zich des morgens vroeg opmaakten, ziet, die allen waren dode lichamen.
36於是亞述王西拿基立拔營離開,回去住在尼尼微。
36Zo vertrok Sanherib, de koning van Assyrie, en toog henen, en keerde weder; en hij bleef te Nineve.
37一日,他正在他的神亞斯洛的廟中叩拜的時候,亞得米勒和沙利巴用刀刺殺了他,然後逃到亞拉臘地。他的兒子以撒哈頓接續他作王。
37Het geschiedde nu, als hij in het huis van Nisroch, zijn god, zich nederboog, dat Adramelech en Sarezer, zijn zonen, hem met het zwaard versloegen; doch zij ontkwamen in het land van Ararat; en Esar-Haddon, zijn zoon, werd koning in zijn plaats.