1欺貧重富必受懲罰撒瑪利亞山上的巴珊母牛啊!要聽這話;你們欺負貧窮人,壓迫窮苦人,又對自己的丈夫說:“拿酒來,給我們飲用。”
1Hoort dit woord, gij koeien van Basan! gij, die op den berg van Samaria zijt, die de armen verdrukt, die de nooddruftigen verplettert; gij, die tot hunlieder heren zegt: Brengt aan, opdat wij drinken.
2主耶和華指著自己的聖潔起誓:“看哪!對付你們的日子快到,人必用鉤子把你們鉤走,最後一個也必被人用魚鉤鉤去。
2De Heere HEERE heeft gezworen bij Zijn heiligheid, dat er, ziet, dagen over ulieden zullen komen, dat men u zal optrekken met haken, en uw nakomelingen met visangelen.
3你們一個一個經過城牆的破口出去,被丟棄在哈門。”這是耶和華的宣告。
3En gij zult door de bressen uitgaan, een ieder voor zich henen; en gij zult, hetgeen in het paleis gebracht is, wegwerpen, spreekt de HEERE.
4向偶像獻祭的罪“你們去伯特利犯罪,在吉甲增加過犯吧!每早獻上你們的祭物,每三日獻上你們的十分之一吧!
4Komt te Beth-El, en overtreedt te Gilgal; maakt des overtredens veel, en brengt uw offers des morgens, uw tienden om de drie dagen!
5以色列人哪!把有酵的餅作感謝祭獻上,高聲宣揚你們自願獻的祭吧!這原是你們喜愛行的。”這是主耶和華的宣告。
5En rookt van het gedesemde een lofoffer, en roept vrijwillige offers uit, doet het horen; want alzo hebt gij het gaarne, gij kinderen Israels! spreekt de Heere HEERE.
6受重罰仍不悔改“雖然我使你們各城的人牙齒乾淨,各處都缺乏糧食;但你們仍不歸向我。”這是耶和華的宣告。
6Daarom heb Ik ulieden ook reinheid der tanden gegeven in al uw steden, en gebrek van brood in al uw plaatsen; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE.
7“我曾在收割前三個月,不降雨給你們;我降雨給一個城,在另一個城卻不降雨;我在一塊地降雨,另一塊地沒有雨水就枯乾了。
7Daartoe heb Ik ook den regen van ulieden geweerd, als er nog drie maanden waren tot den oogst, en heb doen regenen over de ene stad, maar over de andere stad niet doen regenen; het ene stuk lands werd beregend, maar het andere stuk lands, waar het niet op regende, verdorde.
8兩三個城的居民擠到一個城去找水喝,卻沒有足夠的水喝;但你們仍不歸向我。”這是耶和華的宣告。
8En twee, drie steden togen om tot een stad, opdat zij water mochten drinken, maar werden niet verzadigd; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE.
9“我曾多次用熱風和霉爛擊打你們的園子和葡萄園,叫蝗蟲吃光你們的無花果樹和橄欖樹;但你們仍不歸向我。”這是耶和華的宣告。
9Ik heb ulieden geslagen met brandkoren en met honigdauw; de veelheid uwer hoven, en uwer wijngaarden, en uwer vijgebomen, en uwer olijfbomen at de rups op; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE.
10“我在你們中間降下瘟疫,正如臨到埃及的瘟疫一樣;我用刀殺掉你們的年輕人,你們被擄去的馬匹也遭殺戮;我使你們營裡死屍的臭氣撲鼻,但你們仍不歸向我。”這是耶和華的宣告。
10Ik heb de pestilentie onder ulieden gezonden, naar de wijze van Egypte; Ik heb uw jongelingen door het zwaard gedood, en uw paarden gevankelijk laten wegvoeren; en Ik heb den stank uwer heirlegeren zelfs in uw neus doen opgaan; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE.
11“我傾覆你們,就像傾覆所多瑪和蛾摩拉一樣;你們像一根木柴,從火裡抽出來;但你們仍不歸向我。”這是耶和華的宣告。
11Ik heb sommigen onder ulieden omgekeerd, gelijk God Sodom en Gomorra omkeerde, u, die waart als een vuurbrand, dat uit den brand gered is; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE.
12“因此,以色列啊!我必這樣對付你。以色列啊!因我必這樣對付你,你應當預備迎見你的 神。”
12Daarom zal Ik u alzo doen, o Israel! omdat Ik u dan dit doen zal, zo schik u, o Israel! om uw God te ontmoeten.
13看哪!他造了山,創造了風,把他的心意告訴人;他造了晨光和黑暗,他的腳踏在地的高處,耶和華萬軍的 神就是他的名。
13Want zie, Die de bergen formeert, en den wind schept, en den mens bekend maakt, wat zijn gedachte zij, Die den dageraad duisternis maakt, en op de hoogten der aarde treedt, HEERE, God der heirscharen, is Zijn Naam.