1耶路撒冷的罪行耶和華的話又臨到我說:
1Verder geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende:
2“人子啊,你要審判嗎?你要審判這流人血的城嗎?你要使這城知道它一切可憎的事。
2Gij nu, mensenkind, zoudt gij der bloedstad recht geven? Zoudt gij ze recht geven? Ja, maak haar bekend al haar gruwelen.
3你要說:‘主耶和華這樣說:這城中有流人血的事,它製造偶像,玷污自己,以致它受審判的時候來到。
3En zeg: Alzo zegt de Heere HEERE: O stad, die in haar midden bloed vergiet, opdat haar tijd kome, en drekgoden tegen zichzelve maakt, om zich te verontreinigen!
4因你流了人的血,你就有罪了;因你做了偶像,你就玷污了自己;這樣,你使你受罰的日子臨近,遭報的年日來到,我使你成為列國辱罵、列邦譏笑的對象。
4Door uw bloed, dat gij vergoten hebt, zijt gij schuldig geworden, en met uw drekgoden, die gij gemaakt hebt, hebt gij u verontreinigd, en hebt uw dagen doen naderen, en zijt tot uw jaren gekomen; daarom heb Ik u den heidenen overgegeven tot een smaad, en allen landen tot een spot.
5你這混亂喧嚷、名被玷污的城啊!那些離你近的和離你遠的,都必譏笑你。
5Die nabij en verre van u zijn, zullen u bespotten, gij onreine van naam en vol van onrust!
6看哪!以色列的領袖們恃著自己的能力,在你裡面流人的血。
6Ziet, de vorsten Israels zijn in u geweest, een ieder naar zijn kracht, om bloed te vergieten.
7在你裡面輕視父母的;在你中間有壓迫寄居的和欺負孤兒寡婦的。
7Vader en moeder hebben zij in u licht geacht; met den vreemdeling hebben zij in het midden van u door verdrukking gehandeld; zij hebben in u den wees en de weduwe verdrukt.
8你藐視了我的聖物,褻瀆了我的安息日。
8Mijn heilige dingen hebt gij veracht, en Mijn sabbatten hebt gij ontheiligd.
9在你裡面有好讒謗的人,他們要流人的血;在你的山上吃祭肉;又在你中間行淫亂的事。
9Achterklappers zijn in u geweest om bloed te vergieten, en in u hebben zij op de bergen gegeten, zij hebben schandelijkheid in het midden van u gedaan.
10在你裡面有暴露父親下體的;有污辱在經期中不潔的婦人的。
10Men heeft de schaamte des vaders in u ontdekt; die onrein was door afzondering, hebben zij in u verkracht.
11在你裡面,這人與鄰舍的妻子行可憎的事;那人行淫亂,玷污自己的兒媳;還有人污辱自己的同胞姊妹。
11Daartoe heeft de een gruwel gedaan met zijns naasten huisvrouw, en een ander heeft zijns zoons vrouw met schandelijkheid verontreinigd; nog een ander heeft in u zijn zuster, zijns vaders dochter; verkracht.
12在你裡面有接受賄賂而流人血的;你借錢給人,收取利息,並且多要;你用欺壓手段向你的鄰舍榨取不義之財;你更忘記了我。這是主耶和華的宣告。
12Zij hebben geschenken in u genomen, om bloed te vergieten; woeker en overwinst hebt gij genomen, en gij hebt gierigheid gepleegd aan uw naaste door verdrukking; maar gij hebt Mijner vergeten, spreekt de Heere HEERE.
13“‘看哪!因你所得的不義之財,又因在你中間所流的血,我就拍掌。
13Ziet dan, Ik heb Mijn hand geslagen, om uw gierigheid, die gij bedreven hebt, en om uw bloed, die in het midden van u geweest zijn.
14到了我懲治你的日子,你的心還能受得住嗎?你的手還有力嗎?我耶和華說了,就必實行。
14Zal uw hart bestaan? zullen uw handen sterk zijn, in de dagen, als Ik met u handelen zal? Ik, de HEERE, heb het gesproken, en zal het doen.
15我要把你分散在列國,四散在萬邦;我要從你中間消除你的污穢。
15En Ik zal u verstrooien onder de heidenen, en u verspreiden in de landen, en uw ontreinigheid uit u verteren.
16你在列國眼前被玷污的時候,你就知道我是耶和華。’”
16Zo zult gij in u ontheiligd zijn voor de ogen der heidenen; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben.
17渣滓必遭熔化的比喻耶和華的話臨到我說:
17Wijders geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende:
18“人子啊!以色列家在我看來已成了渣滓;他們都是爐中的銅、錫、鐵和鉛;就是銀的渣滓。
18Mensenkind, die van het huis Israels zijn Mij tot schuim geworden; zij zijn allen koper, of tin, of ijzer, of lood, in het midden des ovens; zilverschuim zijn zij geworden.
19因此,主耶和華這樣說:‘你們既然都成了渣滓,所以,我要把你們集合在耶路撒冷城中。
19Daarom, alzo zegt de Heere HEERE: Omdat gijlieden allen tot schuim geworden zijt, daarom ziet, Ik zal u in het midden van Jeruzalem vergaderen.
20人怎樣把銀、銅、鐵、鉛、錫,集合在爐中,吹火使它們熔化,我也照樣在我的怒氣、我的烈怒中,把你們集合起來,放在城中,使你們熔化。
20Gelijk zilver, of koper, of ijzer, of lood, of tin in het midden eens ovens vergaderd wordt, om het vuur daarover op te blazen, opdat men het smelte; alzo zal Ik ulieden vergaderen in Mijn toorn, en in Mijn grimmigheid daar laten, en smelten.
21我必集合你們,把我烈怒的火吹在你們身上,你們就必在城中熔化。
21Ja, Ik zal u bijeenbrengen, en zal op u blazen in het vuur Mijner verbolgenheid, dat gij in het midden van haar zult gesmolten worden.
22銀子怎樣在爐中熔化,你們也必照樣在城中熔化;你們就知道我耶和華把我的烈怒倒在你身上。’”
22Gelijk het zilver in het midden des ovens gesmolten wordt, alzo zult gijlieden in het midden van haar gesmolten worden; en gij zult weten, dat Ik, de HEERE, Mijn grimmigheid over u uitgegoten heb.
23全國上下的罪行耶和華的話臨到我說:
23Voorts geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende:
24“人子啊!你要對這地說:‘在忿怒的日子,你是沒有雨水(“沒有雨水”這譯法根據古譯本,原文作“未得潔淨”),沒有甘霖之地’。
24Mensenkind, zeg tot haar; Gij zijt een land, dat niet gereinigd is, dat zijn plasregen niet heeft gehad ten dage der gramschap.
25其中的先知叛逆,像吼叫的獅子撕碎獵物;他們把人吞吃,搶奪財物和珍寶,使其中寡婦的數目增多。
25De verbintenis harer profeten is in het midden van haar als een brullende leeuw, die een roof rooft; zij eten de zielen op, den schat en het kostelijke nemen zij weg; haar weduwen vermenigvuldigen zij in het midden van haar.
26這地的祭司違反我的律法,褻瀆我的聖物;他們不分別聖俗,也不教導人分辨甚麼是潔淨的和不潔淨的,又掩目不理我的安息日,以致我在他們中間被褻瀆。
26Haar priesters doen Mijn wet geweld aan, en zij ontheiligen Mijn heilige dingen; tussen het heilige en het onheilige maken zij geen onderscheid, en het verschil tussen het onreine en reine geven zij niet te kennen; daartoe verbergen zij hun ogen van Mijn sabbatten; ja, Ik word in het midden van hen ontheiligd.
27其中的官長好像撕碎獵物的豺狼,流人的血,滅人的命,為要得不義之財。
27Haar vorsten zijn in het midden van haar als wolven, die een roof roven, om bloed te vergieten, en om zielen te verderven; opdat zij gierigheid zouden plegen.
28這地的先知用灰泥給他們粉刷牆壁,為他們見虛假的異象,行騙人的占卜,說:‘主耶和華這樣說’,其實當時耶和華並沒有說話。
28Haar profeten nu pleisteren hen met loze kalk; ziende ijdelheid en hun leugen voorzeggende, zeggende: Alzo zegt de Heere HEERE! en de HEERE heeft niet gesproken.
29這地的人民常常欺壓人,慣行搶掠,虧待困苦窮乏的人,毫無公理地去欺壓寄居的人。
29Het volk des lands pleegt enkel verdrukking, en bedrijft enkel roverij, ook onderdrukken zij den ellendige en nooddruftige, en den vreemdeling verdrukken zij zonder recht.
30我在他們中間尋找一人重修牆垣,在我面前為這地站在破口之處,使我不毀滅這地,我卻找不到一個。
30Ik zocht nu een man uit hen, die den muur mocht toemuren, en voor Mijn aangezicht in de bresse staan voor het land, opdat Ik het niet mocht verderven; maar Ik vond niemand.
31所以我把我的忿怒倒在他們身上,用我烈怒之火消滅他們,把他們所行的報應在他們的頭上。這是主耶和華的宣告。”
31Daarom heb Ik Mijn gramschap over hen uitgegoten; door het vuur Mijner verbolgenheid heb Ik hen verteerd; hun weg heb Ik op hun hoofd gegeven, spreekt de Heere HEERE.