1亞薩的詩,交給詩班長,用“迦特”的樂器。要向 神我們的力量歡呼,要向雅各的 神大聲呼叫。
1Voor den opperzangmeester, op de Gittith, een psalm van Asaf.
2要唱詩歌,打手鼓,彈奏美好的琴瑟。
2Zingt vrolijk Gode, onze Sterkte; juicht den God van Jakob.
3要在月朔,在月望,在我們守節的日子吹角。
3Heft een psalm op, en geeft de trommel; de liefelijke harp met de luit.
4因為這是給以色列的律例,是雅各的 神的典章。
4Blaast de bazuin in de nieuwe maan, ter bestemder tijd, op onzen feestdag.
5約瑟從埃及地出來(“約瑟從埃及地出來”或譯:“ 神出去攻擊埃及地”)的時候, 神為約瑟立了這法規。我聽見了我不曉得的言語。
5Want dit is een inzetting in Israel, een recht van den God Jakobs.
6 神說:“我要除去你(“你”原文作“他”)肩頭的重擔,使你(“你”原文作“他”)的手放下筐子。
6Hij heeft het gezet tot een getuigenis in Jozef, als Hij uitgetogen was tegen Egypteland; alwaar ik gehoord heb een spraak, die ik niet verstond;
7你在患難中呼求,我就搭救你;我在打雷的密雲中回答你,在米利巴的水邊試驗你。”(細拉)
7Ik heb zijn schouder van den last onttrokken; zijn handen zijn van de potten ontslagen.
8“我的子民哪!你要聽,我要勸戒你;以色列啊!但願你肯聽從我。
8In de benauwdheid riept gij, en Ik hielp u uit; Ik antwoordde u uit de schuilplaats des donders; Ik beproefde u aan de wateren van Meriba. Sela.
9在你中間不可有別的神,外族人的神你也不可敬拜。
9Mijn volk, zeide Ik hoor toe, en Ik zal onder u betuigen, Israel, of gij naar Mij hoordet!
10我是耶和華你的 神,曾把你從埃及地領出來。你要大大張口,我就要給它充滿。
10Er zal onder u geen uitlands god wezen, en gij zult u voor geen vreemden god nederbuigen.
11我的子民卻不聽我的話,以色列不肯服從我。
11Ik ben de Heere, uw God, Die u heb opgevoerd uit het land van Egypte; doe uw mond wijd open, en Ik zal hem vervullen.
12因此,我就任憑他們心裡剛硬,隨著自己的計謀行事。
12Maar Mijn volk heeft Mijn stem niet gehoord; en Israel heeft Mijner niet gewild.
13只要我的子民聽從我,以色列肯遵行我的道,
13Dies heb Ik het overgegeven in het goeddunken huns harten, dat zij wandelden in hun raadslagen.
14我就迅速制伏他們的仇敵,把手轉回來攻擊他們的敵人。
14Och, dat Mijn volk naar Mij gehoord had, dat Israel in Mijn wegen gewandeld had!
15憎恨耶和華的人必向他假意歸順,他們的刑期必永無止境。
15In kort zou Ik hun vijanden gedempt hebben, en Mijn hand gewend hebben tegen hun wederpartijders.
16但我(“我”原文作“他”)必把上好的麥子給你們(“你們”原文作“他”)吃,又用磐石裡的蜂蜜使你們飽足。”
16Die den HEERE haten, zouden zich Hem geveinsdelijk onderworpen hebben, maar hunlieder tijd zou eeuwig geweest zijn. [ (Psalms 81:17) En Hij zou het gespijsd hebben met het vette der tarwe; ja, Ik zou u verzadigd hebben met honig uit de rotsstenen. ]