1歌一首,可拉子孫的詩。耶和華所立的根基在聖山上。(本節在《馬索拉抄本》包括細字標題)
1Een psalm, een lied voor de kinderen van Korach. Zijn grondslag is op de bergen der heiligheid.
2耶和華愛錫安的城門,勝過雅各的一切居所。
2De HEERE bemint de poorten van Sion boven alle woningen van Jakob.
3 神的城啊!有很多榮耀的事,都是指著你說的。(細拉)
3Zeer heerlijke dingen worden van u gesproken, o stad Gods! Sela.
4“在認識我的人中,我提到拉哈伯和巴比倫,看哪!還有非利士、推羅和古實,我說:‘這一個是生在那裡的。’”
4Ik zal Rahab en Babel vermelden, onder degenen, die Mij kennen; ziet, de Filistijn, en de Tyrier, met den Moor, deze is aldaar geboren.
5論到錫安,必有話說:“這一個、那一個都是生在錫安的。”至高者必親自堅立這城。
5En van Sion zal gezegd worden: Die en die is daarin geboren; en de Allerhoogste Zelf zal hen bevestigen.
6耶和華登記萬民的時候,必記著:“這一個是生在那裡的。”(細拉)
6De HEERE zal hen rekenen in het opschrijven der volken, zeggende: Deze is aldaar geboren. Sela.
7他們跳舞歌唱的時候,要說:“我的泉源都在你裡面。”
7En de zangers, gelijk de speellieden, mitsgaders al mijn fonteinen, zullen binnen u zijn.