1Blessed are the undefiled in the way, who walk in the law of the LORD.
1Aleph. Welgelukzalig zijn de oprechten van wandel, die in de wet des HEEREN gaan.
2Blessed are they that keep his testimonies, and that seek him with the whole heart.
2Welgelukzalig zijn zij, die Zijn getuigenissen onderhouden, die Hem van ganser harte zoeken;
3They also do no iniquity: they walk in his ways.
3Ook geen onrecht werken, maar wandelen in Zijn wegen.
4Thou hast commanded us to keep thy precepts diligently.
4HEERE! Gij hebt geboden, dat men Uw bevelen zeer bewaren zal.
5O that my ways were directed to keep thy statutes!
5Och, dat mijn wegen gericht werden, om Uw inzettingen te bewaren!
6Then shall I not be ashamed, when I have respect unto all thy commandments.
6Dan zou ik niet beschaamd worden, wanneer ik merken zou op al Uw geboden.
7I will praise thee with uprightness of heart, when I shall have learned thy righteous judgments.
7Ik zal U loven in oprechtheid des harten, als ik de rechten Uwer gerechtigheid geleerd zal hebben.
8I will keep thy statutes: O forsake me not utterly.
8Ik zal Uw inzettingen bewaren; verlaat mij niet al te zeer.
9Wherewithal shall a young man cleanse his way? by taking heed thereto according to thy word.
9Beth. Waarmede zal de jongeling zijn pad zuiver houden? Als hij dat houdt naar Uw woord.
10With my whole heart have I sought thee: O let me not wander from thy commandments.
10Ik zoek U met mijn gehele hart, laat mij van Uw geboden niet afdwalen.
11Thy word have I hid in mine heart, that I might not sin against thee.
11Ik heb Uw rede in mijn hart verborgen, opdat ik tegen U niet zondigen zou.
12Blessed art thou, O LORD: teach me thy statutes.
12HEERE! Gij zijt gezegend; leer mij Uw inzettingen.
13With my lips have I declared all the judgments of thy mouth.
13Ik heb met mijn lippen verteld al de rechten Uws monds.
14I have rejoiced in the way of thy testimonies, as much as in all riches.
14Ik ben vrolijker in den weg Uwer getuigenissen, dan over allen rijkdom.
15I will meditate in thy precepts, and have respect unto thy ways.
15Ik zal Uw bevelen overdenken, en op Uw paden letten.
16I will delight myself in thy statutes: I will not forget thy word.
16Ik zal mijzelven vermaken in Uw inzettingen; Uw woord zal ik niet vergeten.
17Deal bountifully with thy servant, that I may live, and keep thy word.
17Gimel. Doe wel bij Uw knecht, dat ik leve en Uw woord beware.
18Open thou mine eyes, that I may behold wondrous things out of thy law.
18Ontdek mijn ogen, dat ik aanschouwe de wonderen van Uw wet.
19I am a stranger in the earth: hide not thy commandments from me.
19Ik ben een vreemdeling op de aarde, verberg Uw geboden voor mij niet.
20My soul breaketh for the longing that it hath unto thy judgments at all times.
20Mijn ziel is verbroken vanwege het verlangen naar Uw oordelen te aller tijd.
21Thou hast rebuked the proud that are cursed, which do err from thy commandments.
21Gij scheldt de vervloekte hovaardigen, die van Uw geboden afdwalen.
22Remove from me reproach and contempt; for I have kept thy testimonies.
22Wentel van mij versmaadheid en verachting, want ik heb Uw getuigenissen onderhouden.
23Princes also did sit and speak against me: but thy servant did meditate in thy statutes.
23Als zelfs de vorsten zittende tegen mij gesproken hebben, heeft Uw knecht Uw inzettingen betracht.
24Thy testimonies also are my delight and my counsellors.
24Ook zijn Uw getuigenissen mijn vermakingen, en mijn raadslieden.
25My soul cleaveth unto the dust: quicken thou me according to thy word.
25Daleth. Mijn ziel kleeft aan het stof; maak mij levend naar Uw woord.
26I have declared my ways, and thou heardest me: teach me thy statutes.
26Ik heb U mijn wegen verteld, en Gij hebt mij verhoord; leer mij Uw inzettingen.
27Make me to understand the way of thy precepts: so shall I talk of thy wondrous works.
27Geef mij den weg Uwer bevelen te verstaan, opdat ik Uw wonderen betrachte.
28My soul melteth for heaviness: strengthen thou me according unto thy word.
28Mijn ziel druipt weg van treurigheid; richt mij op naar Uw woord.
29Remove from me the way of lying: and grant me thy law graciously.
29Wend van mij den weg der valsheid, en verleen mij genadiglijk Uw wet.
30I have chosen the way of truth: thy judgments have I laid before me.
30Ik heb verkoren den weg der waarheid, Uw rechten heb ik mij voorgesteld.
31I have stuck unto thy testimonies: O LORD, put me not to shame.
31Ik kleef vast aan Uw getuigenissen; o HEERE! beschaam mij niet.
32I will run the way of thy commandments, when thou shalt enlarge my heart.
32Ik zal den weg Uwer geboden lopen, als Gij mijn hart verwijd zult hebben.
33Teach me, O LORD, the way of thy statutes; and I shall keep it unto the end.
33He. HEERE! leer mij den weg Uwer inzettingen, en ik zal hem houden ten einde toe.
34Give me understanding, and I shall keep thy law; yea, I shall observe it with my whole heart.
34Geef mij het verstand, en ik zal Uw wet houden; ja, ik zal ze onderhouden met gansen harte.
35Make me to go in the path of thy commandments; for therein do I delight.
35Doe mij treden op het pad Uwer geboden, want daarin heb ik lust.
36Incline my heart unto thy testimonies, and not to covetousness.
36Neig mijn hart tot Uw getuigenissen, en niet tot gierigheid.
37Turn away mine eyes from beholding vanity; and quicken thou me in thy way.
37Wend mijn ogen af, dat zij geen ijdelheid zien; maak mij levend door Uw wegen.
38Stablish thy word unto thy servant, who is devoted to thy fear.
38Bevestig Uw toezeggingen aan Uw knecht, die Uw vreze toegedaan is.
39Turn away my reproach which I fear: for thy judgments are good.
39Wend mijn smaadheid af, die ik vreze, want Uw rechten zijn goed.
40Behold, I have longed after thy precepts: quicken me in thy righteousness.
40Zie, ik heb een begeerte tot Uw bevelen; maak mij levend door Uw gerechtigheid.
41Let thy mercies come also unto me, O LORD, even thy salvation, according to thy word.
41Vau. En dat mij Uw goedertierenheden overkomen, o HEERE! Uw heil, naar Uw toezegging;
42So shall I have wherewith to answer him that reproacheth me: for I trust in thy word.
42Opdat ik mijn smader wat heb te antwoorden, want ik vertrouw op Uw woord.
43And take not the word of truth utterly out of my mouth; for I have hoped in thy judgments.
43En ruk het woord der waarheid van mijn mond niet al te zeer, want ik hoop op Uw rechten.
44So shall I keep thy law continually for ever and ever.
44Zo zal ik Uw wet steeds onderhouden, eeuwiglijk en altoos.
45And I will walk at liberty: for I seek thy precepts.
45En ik zal wandelen in de ruimte, omdat ik Uw bevelen gezocht heb.
46I will speak of thy testimonies also before kings, and will not be ashamed.
46Ook zal ik voor koningen spreken van Uw getuigenissen, en mij niet schamen.
47And I will delight myself in thy commandments, which I have loved.
47En ik zal mij vermaken in Uw geboden, die ik liefheb.
48My hands also will I lift up unto thy commandments, which I have loved; and I will meditate in thy statutes.
48En ik zal mijn handen opheffen naar Uw geboden, die ik liefheb, en ik zal Uw inzettingen betrachten.
49Remember the word unto thy servant, upon which thou hast caused me to hope.
49Zain. Gedenk des woords, tot Uw knecht gesproken, op hetwelk Gij mij hebt doen hopen.
50This is my comfort in my affliction: for thy word hath quickened me.
50Dit is mijn troost in mijn ellende, want Uw toezegging heeft mij levend gemaakt.
51The proud have had me greatly in derision: yet have I not declined from thy law.
51De hovaardigen hebben mij boven mate zeer bespot; nochtans ben ik van Uw wet niet geweken.
52I remembered thy judgments of old, O LORD; and have comforted myself.
52Ik heb gedacht, o HEERE! aan Uw oordelen van ouds aan, en heb mij getroost.
53Horror hath taken hold upon me because of the wicked that forsake thy law.
53Grote beroering heeft mij bevangen vanwege de goddelozen, die Uw wet verlaten.
54Thy statutes have been my songs in the house of my pilgrimage.
54Uw inzettingen zijn mij gezangen geweest, ter plaatse mijner vreemdelingschappen.
55I have remembered thy name, O LORD, in the night, and have kept thy law.
55HEERE! des nachts ben ik Uws Naams gedachtig geweest, en heb Uw wet bewaard.
56This I had, because I kept thy precepts.
56Dat is mij geschied, omdat ik Uw bevelen bewaard heb.
57Thou art my portion, O LORD: I have said that I would keep thy words.
57Cheth. De HEERE is mijn deel, ik heb gezegd, dat ik Uw woorden zal bewaren.
58I intreated thy favour with my whole heart: be merciful unto me according to thy word.
58Ik heb Uw aanschijn ernstelijk gebeden van ganser harte, wees mij genadig naar Uw toezegging.
59I thought on my ways, and turned my feet unto thy testimonies.
59Ik heb mijn wegen bedacht, en heb mijn voeten gekeerd tot Uw getuigenissen.
60I made haste, and delayed not to keep thy commandments.
60Ik heb gehaast, en niet vertraagd Uw geboden te onderhouden.
61The bands of the wicked have robbed me: but I have not forgotten thy law.
61De goddeloze hopen hebben mij beroofd; nochtans heb ik Uw wet niet vergeten.
62At midnight I will rise to give thanks unto thee because of thy righteous judgments.
62Te middernacht sta ik op, om U te loven voor de rechten Uwer gerechtigheid.
63I am a companion of all them that fear thee, and of them that keep thy precepts.
63Ik ben een gezel van allen, die U vrezen, en van hen, die Uw bevelen onderhouden.
64The earth, O LORD, is full of thy mercy: teach me thy statutes.
64HEERE! de aarde is vol van Uw goedertierenheid; leer mij Uw inzettingen.
65Thou hast dealt well with thy servant, O LORD, according unto thy word.
65Teth. Gij hebt bij Uw knecht goed gedaan, HEERE, naar Uw woord.
66Teach me good judgment and knowledge: for I have believed thy commandments.
66Leer mij een goeden zin en wetenschap, want ik heb aan Uw geboden geloofd.
67Before I was afflicted I went astray: but now have I kept thy word.
67Eer ik verdrukt werd, dwaalde ik, maar nu onderhoud ik Uw woord.
68Thou art good, and doest good; teach me thy statutes.
68Gij zijt goed en goeddoende; leer mij Uw inzettingen.
69The proud have forged a lie against me: but I will keep thy precepts with my whole heart.
69De hovaardigen hebben leugens tegen mij gestoffeerd; doch ik bewaar Uw bevelen van ganser harte.
70Their heart is as fat as grease; but I delight in thy law.
70Hun hart is vet als smeer; maar ik heb vermaak in Uw wet.
71It is good for me that I have been afflicted; that I might learn thy statutes.
71Het is mij goed, dat ik verdrukt ben geweest, opdat ik Uw inzettingen leerde.
72The law of thy mouth is better unto me than thousands of gold and silver.
72De wet Uws monds is mij beter, dan duizenden van goud of zilver.
73Thy hands have made me and fashioned me: give me understanding, that I may learn thy commandments.
73Jod. Uw handen hebben mij gemaakt, en bereid; maak mij verstandig, opdat ik Uw geboden lere.
74They that fear thee will be glad when they see me; because I have hoped in thy word.
74Die U vrezen, zullen mij aanzien, en zich verblijden, omdat ik op Uw woord gehoopt heb.
75I know, O LORD, that thy judgments are right, and that thou in faithfulness hast afflicted me.
75Ik weet, HEERE! dat Uw gerichten de gerechtigheid zijn, en dat Gij mij uit getrouwheid verdrukt hebt.
76Let, I pray thee, thy merciful kindness be for my comfort, according to thy word unto thy servant.
76Laat toch Uw goedertierenheid zijn om mij te troosten, naar Uw toezegging aan Uw knecht.
77Let thy tender mercies come unto me, that I may live: for thy law is my delight.
77Laat mij Uw barmhartigheden overkomen, opdat ik leve, want Uw wet is al mijn vermaking.
78Let the proud be ashamed; for they dealt perversely with me without a cause: but I will meditate in thy precepts.
78Laat de hovaardigen beschaamd worden, omdat zij mij met leugen nedergestoten hebben; doch ik betracht Uw geboden.
79Let those that fear thee turn unto me, and those that have known thy testimonies.
79Laat hen tot mij keren, die U vrezen, en die Uw getuigenissen kennen.
80Let my heart be sound in thy statutes; that I be not ashamed.
80Laat mijn hart oprecht zijn tot Uw inzettingen, opdat ik niet beschaamd worde.
81My soul fainteth for thy salvation: but I hope in thy word.
81Caph. Mijn ziel is bezweken van verlangen naar Uw heil; op Uw woord heb ik gehoopt.
82Mine eyes fail for thy word, saying, When wilt thou comfort me?
82Mijn ogen zijn bezweken van verlangen naar Uw toezegging, terwijl ik zeide: Wanneer zult Gij mij vertroosten?
83For I am become like a bottle in the smoke; yet do I not forget thy statutes.
83Want ik ben geworden als een lederen zak in den rook; doch Uw inzettingen heb ik niet vergeten.
84How many are the days of thy servant? when wilt thou execute judgment on them that persecute me?
84Hoe vele zullen de dagen Uws knechts zijn? Wanneer zult Gij recht doen over mijn vervolgers?
85The proud have digged pits for me, which are not after thy law.
85De hovaardigen hebben mij putten gegraven, hetwelk niet is naar Uw wet.
86All thy commandments are faithful: they persecute me wrongfully; help thou me.
86Al Uw geboden zijn waarheid; zij vervolgen mij met leugen, help mij.
87They had almost consumed me upon earth; but I forsook not thy precepts.
87Zij hebben mij bijna vernietigd op de aarde, maar ik heb Uw bevelen niet verlaten.
88Quicken me after thy lovingkindness; so shall I keep the testimony of thy mouth.
88Maak mij levend naar Uw goedertierenheid, dan zal ik de getuigenis Uws monds onderhouden.
89For ever, O LORD, thy word is settled in heaven.
89Lamed. O HEERE! Uw woord bestaat in der eeuwigheid in de hemelen.
90Thy faithfulness is unto all generations: thou hast established the earth, and it abideth.
90Uw goedertierenheid is van geslacht tot geslacht; Gij hebt de aarde vastgemaakt, en zij blijft staan;
91They continue this day according to thine ordinances: for all are thy servants.
91Naar Uw verordeningen blijven zij nog heden staan, want zij allen zijn Uw knechten.
92Unless thy law had been my delights, I should then have perished in mine affliction.
92Indien Uw wet niet ware geweest al mijn vermaking, ik ware in mijn druk al lang vergaan.
93I will never forget thy precepts: for with them thou hast quickened me.
93Ik zal Uw bevelen in der eeuwigheid niet vergeten, want door dezelve hebt Gij mij levend gemaakt.
94I am thine, save me: for I have sought thy precepts.
94Ik ben Uw, behoud mij, want ik heb Uw bevelen gezocht.
95The wicked have waited for me to destroy me: but I will consider thy testimonies.
95De goddelozen hebben op mij gewacht, om mij te doen vergaan; ik neem acht op Uw getuigenissen.
96I have seen an end of all perfection: but thy commandment is exceeding broad.
96In alle volmaaktheid heb ik een einde gezien; maar Uw gebod is zeer wijd.
97O how I love thy law! it is my meditation all the day.
97Mem. Hoe lief heb ik Uw wet! Zij is mijn betrachting den gansen dag.
98Thou through thy commandments hast made me wiser than mine enemies: for they are ever with me.
98Zij maakt mij door Uw geboden wijzer, dan mijn vijanden zijn, want zij is in eeuwigheid bij mij.
99I have more understanding than all my teachers: for thy testimonies are my meditation.
99Ik ben verstandiger dan al mijn leraars, omdat Uw getuigenissen mijn betrachting zijn.
100I understand more than the ancients, because I keep thy precepts.
100Ik ben voorzichtiger dan de ouden, omdat ik Uw bevelen bewaard heb.
101I have refrained my feet from every evil way, that I might keep thy word.
101Ik heb mijn voeten geweerd van alle kwade paden, opdat ik Uw woord zou onderhouden.
102I have not departed from thy judgments: for thou hast taught me.
102Ik ben niet geweken van Uw rechten, want Gij hebt mij geleerd.
103How sweet are thy words unto my taste! yea, sweeter than honey to my mouth!
103Hoe zoet zijn Uw redenen mijn gehemelte geweest, meer dan honig mijn mond!
104Through thy precepts I get understanding: therefore I hate every false way.
104Uit Uw bevelen krijg ik verstand, daarom haat ik alle leugenpaden.
105Thy word is a lamp unto my feet, and a light unto my path.
105Nun. Uw woord is een lamp voor mijn voet, en een licht voor mijn pad.
106I have sworn, and I will perform it, that I will keep thy righteous judgments.
106Ik heb gezworen, en zal het bevestigen, dat ik onderhouden zal de rechten Uwer gerechtigheid.
107I am afflicted very much: quicken me, O LORD, according unto thy word.
107Ik ben gans zeer verdrukt, HEERE! maak mij levend naar Uw woord.
108Accept, I beseech thee, the freewill offerings of my mouth, O LORD, and teach me thy judgments.
108Laat U toch, o HEERE! welgevallen de vrijwillige offeranden mijns monds, en leer mij Uw rechten.
109My soul is continually in my hand: yet do I not forget thy law.
109Mijn ziel is geduriglijk in mijn hand; nochtans vergeet ik Uw wet niet.
110The wicked have laid a snare for me: yet I erred not from thy precepts.
110De goddelozen hebben mij een strik gelegd; nochtans ben ik niet afgedwaald van Uw bevelen.
111Thy testimonies have I taken as an heritage for ever: for they are the rejoicing of my heart.
111Ik heb Uw getuigenissen genomen tot een eeuwige erve, want zij zijn mijns harten vrolijkheid.
112I have inclined mine heart to perform thy statutes alway, even unto the end.
112Ik heb mijn hart geneigd, om Uw inzettingen eeuwiglijk te doen, ten einde toe.
113I hate vain thoughts: but thy law do I love.
113Samech. Ik haat de kwade ranken, maar heb Uw wet lief.
114Thou art my hiding place and my shield: I hope in thy word.
114Gij zijt mijn Schuilplaats en mijn Schild; op Uw Woord heb ik gehoopt.
115Depart from me, ye evildoers: for I will keep the commandments of my God.
115Wijkt van mij, gij boosdoeners! dat ik de geboden mijns Gods moge bewaren.
116Uphold me according unto thy word, that I may live: and let me not be ashamed of my hope.
116Ondersteun mij naar Uw toezegging, opdat ik leve; en laat mij niet beschaamd worden over mijn hope.
117Hold thou me up, and I shall be safe: and I will have respect unto thy statutes continually.
117Ondersteun mij, zo zal ik behouden zijn; dan zal ik mij steeds in Uw inzettingen vermaken.
118Thou hast trodden down all them that err from thy statutes: for their deceit is falsehood.
118Gij vertreedt al degenen, die van Uw inzettingen afdwalen, want hun bedrog is leugen.
119Thou puttest away all the wicked of the earth like dross: therefore I love thy testimonies.
119Gij doet alle goddelozen der aarde weg als schuim, daarom heb ik Uw getuigenissen lief.
120My flesh trembleth for fear of thee; and I am afraid of thy judgments.
120Het haar mijns vleses is te berge gerezen van verschrikking voor U, en ik heb gevreesd voor Uw oordelen.
121I have done judgment and justice: leave me not to mine oppressors.
121Ain. Ik heb recht en gerechtigheid gedaan; geef mij niet over aan mijn onderdrukkers.
122Be surety for thy servant for good: let not the proud oppress me.
122Wees borg voor Uw knecht ten goede; laat de hovaardigen mij niet onderdrukken.
123Mine eyes fail for thy salvation, and for the word of thy righteousness.
123Mijn ogen zijn bezweken van verlangen naar Uw heil, en naar de toezegging Uwer rechtvaardigheid.
124Deal with thy servant according unto thy mercy, and teach me thy statutes.
124Doe bij Uw knecht naar Uw goedertierenheid, en leer mij Uw inzettingen.
125I am thy servant; give me understanding, that I may know thy testimonies.
125Ik ben Uw knecht, maak mij verstandig, en ik zal Uw getuigenissen kennen.
126It is time for thee, LORD, to work: for they have made void thy law.
126Het is tijd voor den HEERE, dat Hij werke, want zij hebben Uw wet verbroken.
127Therefore I love thy commandments above gold; yea, above fine gold.
127Daarom heb ik Uw geboden lief, meer dan goud, ja, meer dan het fijnste goud.
128Therefore I esteem all thy precepts concerning all things to be right; and I hate every false way.
128Daarom heb ik alle Uw bevelen, van alles, voor recht gehouden; maar alle valse pad heb ik gehaat.
129Thy testimonies are wonderful: therefore doth my soul keep them.
129Pe. Uw getuigenissen zijn wonderbaar, daarom bewaart ze mijn ziel.
130The entrance of thy words giveth light; it giveth understanding unto the simple.
130De opening Uwer woorden geeft licht, de slechten verstandig makende.
131I opened my mouth, and panted: for I longed for thy commandments.
131Ik heb mijn mond wijd opengedaan, en gehijgd, want ik heb verlangd naar Uw geboden.
132Look thou upon me, and be merciful unto me, as thou usest to do unto those that love thy name.
132Zie mij aan, wees mij genadig, naar het recht aan degenen, die Uw Naam beminnen.
133Order my steps in thy word: and let not any iniquity have dominion over me.
133Maak mijn voetstappen vast in Uw Woord, en laat geen ongerechtigheid over mij heersen.
134Deliver me from the oppression of man: so will I keep thy precepts.
134Verlos mij van des mensen overlast, en ik zal Uw bevelen onderhouden.
135Make thy face to shine upon thy servant; and teach me thy statutes.
135Doe Uw aangezicht lichten over Uw knecht, en leer mij Uw inzettingen.
136Rivers of waters run down mine eyes, because they keep not thy law.
136Waterbeken vlieten af uit mijn ogen, omdat zij Uw wet niet onderhouden.
137Righteous art thou, O LORD, and upright are thy judgments.
137Tsade. HEERE! Gij zijt rechtvaardig, en elkeen Uwer oordelen is recht.
138Thy testimonies that thou hast commanded are righteous and very faithful.
138Gij hebt de gerechtigheid Uwer getuigenissen, en de waarheid hogelijk geboden.
139My zeal hath consumed me, because mine enemies have forgotten thy words.
139Mijn ijver heeft mij doen vergaan, omdat mijn wederpartijders Uw woorden vergeten hebben.
140Thy word is very pure: therefore thy servant loveth it.
140Uw woord is zeer gelouterd, en Uw knecht heeft het lief.
141I am small and despised: yet do not I forget thy precepts.
141Ik ben klein en veracht, doch Uw bevelen vergeet ik niet.
142Thy righteousness is an everlasting righteousness, and thy law is the truth.
142Uw gerechtigheid is gerechtigheid in eeuwigheid, en Uw wet is de waarheid.
143Trouble and anguish have taken hold on me: yet thy commandments are my delights.
143Benauwdheid en angst hebben mij getroffen, doch Uw geboden zijn mijn vermakingen.
144The righteousness of thy testimonies is everlasting: give me understanding, and I shall live.
144De gerechtigheid Uwer getuigenissen is in der eeuwigheid; doe ze mij verstaan, zo zal ik leven.
145I cried with my whole heart; hear me, O LORD: I will keep thy statutes.
145Koph. Ik heb van ganser harte geroepen: verhoor mij, o HEERE! ik zal Uw inzettingen bewaren.
146I cried unto thee; save me, and I shall keep thy testimonies.
146Ik heb U aangeroepen, verlos mij, en ik zal Uw getuigenissen onderhouden.
147I prevented the dawning of the morning, and cried: I hoped in thy word.
147Ik ben de morgen schemering voorgekomen, en heb geschrei gemaakt; op Uw woord heb ik gehoopt.
148Mine eyes prevent the night watches, that I might meditate in thy word.
148Mijn ogen komen de nacht waken voor, om Uw rede te betrachten.
149Hear my voice according unto thy lovingkindness: O LORD, quicken me according to thy judgment.
149Hoor mijn stem naar Uw goedertierenheid, o HEERE! maak mij levend naar Uw recht.
150They draw nigh that follow after mischief: they are far from thy law.
150Die kwade praktijken najagen, genaken mij, zij wijken verre van Uw wet.
151Thou art near, O LORD; and all thy commandments are truth.
151Maar Gij, HEERE! zijt nabij, en al Uw geboden zijn waarheid.
152Concerning thy testimonies, I have known of old that thou hast founded them for ever.
152Van ouds heb ik geweten van Uw getuigenissen, dat Gij ze in eeuwigheid gegrond hebt.
153Consider mine affliction, and deliver me: for I do not forget thy law.
153Resch. Zie mijn ellende aan, en help mij uit, want Uw wet heb ik niet vergeten.
154Plead my cause, and deliver me: quicken me according to thy word.
154Twist mijn twistzaak, en verlos mij, maak mij levend, naar Uw toezegging.
155Salvation is far from the wicked: for they seek not thy statutes.
155Het heil is verre van de goddelozen, want zij zoeken Uw inzettingen niet.
156Great are thy tender mercies, O LORD: quicken me according to thy judgments.
156HEERE! Uw barmhartigheden zijn vele; maak mij levend naar Uw rechten.
157Many are my persecutors and mine enemies; yet do I not decline from thy testimonies.
157Mijn vervolgers en mijn wederpartijders zijn vele, maar van Uw getuigenissen wijk ik niet.
158I beheld the transgressors, and was grieved; because they kept not thy word.
158Ik heb gezien degenen, die trouwelooslijk handelen, en het verdroot mij, dat zij Uw woord niet onderhielden.
159Consider how I love thy precepts: quicken me, O LORD, according to thy lovingkindness.
159Zie aan, dat ik Uw bevelen lief heb, o HEERE! maak mij levend naar Uw goedertierenheid.
160Thy word is true from the beginning: and every one of thy righteous judgments endureth for ever.
160Het begin Uws woords is waarheid, en in der eeuwigheid is al het recht Uwer gerechtigheid.
161Princes have persecuted me without a cause: but my heart standeth in awe of thy word.
161Schin. De vorsten hebben mij vervolgd zonder oorzaak; maar mijn hart heeft gevreesd voor Uw woord.
162I rejoice at thy word, as one that findeth great spoil.
162Ik ben vrolijk over Uw toezegging, als een, die een groten buit vindt.
163I hate and abhor lying: but thy law do I love.
163Ik haat de valsheid, en heb er een gruwel van; maar Uw wet heb ik lief.
164Seven times a day do I praise thee because of thy righteous judgments.
164Ik loof U zeven maal des daags, over de rechten Uwer gerechtigheid.
165Great peace have they which love thy law: and nothing shall offend them.
165Die Uw wet beminnen, hebben groten vrede, en zij hebben geen aanstoot.
166LORD, I have hoped for thy salvation, and done thy commandments.
166O HEERE! ik hoop op Uw heil, en doe Uw geboden.
167My soul hath kept thy testimonies; and I love them exceedingly.
167Mijn ziel onderhoudt Uw getuigenissen, en ik heb ze zeer lief.
168I have kept thy precepts and thy testimonies: for all my ways are before thee.
168Ik onderhoud Uw bevelen en Uw getuigenissen, want al mijn wegen zijn voor U.
169Let my cry come near before thee, O LORD: give me understanding according to thy word.
169Thau. O HEERE! laat mijn geschrei voor Uw aanschijn genaken, maak mij verstandig naar Uw woord.
170Let my supplication come before thee: deliver me according to thy word.
170Laat mijn smeken voor Uw aanschijn komen, red mij naar Uw toezegging.
171My lips shall utter praise, when thou hast taught me thy statutes.
171Mijn lippen zullen Uw lof overvloediglijk uitstorten, als Gij mij Uw inzettingen zult geleerd hebben.
172My tongue shall speak of thy word: for all thy commandments are righteousness.
172Mijn tong zal spraak houden van Uw rede, want al Uw geboden zijn rechtvaardigheid.
173Let thine hand help me; for I have chosen thy precepts.
173Laat Uw hand mij te hulp komen, want ik heb Uw bevelen verkoren.
174I have longed for thy salvation, O LORD; and thy law is my delight.
174O HEERE! ik verlang naar Uw heil, en Uw wet is al mijn vermaking.
175Let my soul live, and it shall praise thee; and let thy judgments help me.
175Laat mijn ziel leven, en zij zal U loven, en laat Uw rechten mij helpen.
176I have gone astray like a lost sheep; seek thy servant; for I do not forget thy commandments.
176Ik heb gedwaald als een verloren schaap; zoek Uw knecht, want Uw geboden heb ik niet vergeten.