1Praise ye the LORD. Praise ye the LORD from the heavens: praise him in the heights.
1Hallelujah! Looft den HEERE uit de hemelen; looft Hem in de hoogste plaatsen!
2Praise ye him, all his angels: praise ye him, all his hosts.
2Looft Hem, al Zijn engelen! Looft Hem, al Zijn heirscharen!
3Praise ye him, sun and moon: praise him, all ye stars of light.
3Looft Hem, zon en maan! Looft Hem, alle gij lichtende sterren!
4Praise him, ye heavens of heavens, and ye waters that be above the heavens.
4Looft Hem, gij hemelen der hemelen! en gij wateren, die boven de hemelen zijt!
5Let them praise the name of the LORD: for he commanded, and they were created.
5Dat zij den Naam des HEEREN loven; want als Hij het beval, zo werden zij geschapen.
6He hath also stablished them for ever and ever: he hath made a decree which shall not pass.
6En Hij heeft ze bevestigd voor altoos in eeuwigheid; Hij heeft hun een orde gegeven, die geen van hen zal overtreden.
7Praise the LORD from the earth, ye dragons, and all deeps:
7Looft den HEERE, van de aarde; gij walvissen en alle afgronden!
8Fire, and hail; snow, and vapours; stormy wind fulfilling his word:
8Vuur en hagel, sneeuw en damp; gij stormwind, die Zijn woord doet!
9Mountains, and all hills; fruitful trees, and all cedars:
9Gij bergen en alle heuvelen; vruchtbomen en alle cederbomen!
10Beasts, and all cattle; creeping things, and flying fowl:
10Het wild gedierte en alle vee; kruipend gedierte en gevleugeld gevogelte!
11Kings of the earth, and all people; princes, and all judges of the earth:
11Gij koningen der aarde, en alle volken, gij vorsten, en alle rechters der aarde!
12Both young men, and maidens; old men, and children:
12Jongelingen en ook maagden; gij ouden met de jongen!
13Let them praise the name of the LORD: for his name alone is excellent; his glory is above the earth and heaven.
13Dat zij den Naam des HEEREN loven; want Zijn Naam alleen is hoog verheven; Zijn majesteit is over de aarde en den hemel.
14He also exalteth the horn of his people, the praise of all his saints; even of the children of Israel, a people near unto him. Praise ye the LORD.
14En Hij heeft den hoorn Zijns volks verhoogd, den roem al Zijner gunstgenoten, der kinderen Israels, des volks, dat nabij Hem is. Hallelujah!