Dutch Staten Vertaling

聖經新譯本 (Simplified)

Mark

14

1En het pascha, en het feest der ongehevelde broden was na twee dagen. En de overpriesters en de Schriftgeleerden zochten, hoe zij Hem met listigheid vangen en doden zouden.
1商议怎样杀害耶稣(太26:1-5;路22:1-6)
2Maar zij zeiden: Niet in het feest, opdat niet misschien oproer onder het volk worde.
2不过他们说:“不可在节期下手,免得引起民众暴动。”
3En als Hij te Bethanie was, in het huis van Simon, den melaatse, daar Hij aan tafel zat, kwam een vrouw, hebbende een albasten fles met zalf van onvervalsten nardus, van groten prijs; en de albasten fles gebroken hebbende, goot die op Zijn hoofd.
3伯大尼妇人用香膏膏主(太26:6-13。参约12:1-8)耶稣在伯大尼,在患痲风的西门家里吃饭的时候,有一个女人来了,拿着一瓶珍贵的纯哪哒香膏。她打破了瓶,把香膏浇在耶稣的头上。
4En er waren sommigen, die dat zeer kwalijk namen bij zichzelven, en zeiden: Waartoe is dit verlies der zalf geschied?
4有几个人很生气,彼此说:“为什么这样浪费香膏呢?
5Want dezelve had kunnen boven de driehonderd penningen verkocht, en die den armen gegeven worden; en zij vergrimden tegen haar.
5这香膏可以卖三百多个银币,用来赒济穷人。”他们就向她发怒。
6Maar Jezus zeide: Laat af van haar; wat doet gij haar moeite aan? Zij heeft een goed werk aan Mij gewrocht.
6但耶稣说:“由她吧!为什么难为她呢?她在我身上作的是一件美事。
7Want de armen hebt gij altijd met u, en wanneer gij wilt, kunt gij hun weldoen; maar Mij hebt gij niet altijd.
7你们常常有穷人跟你们在一起,只要你们愿意,随时都可以向他们行善,然而你们却不常有我。
8Zij heeft gedaan, hetgeen zij kon; zij is voorgekomen, om Mijn lichaam te zalven, tot een voorbereiding ter begrafenis.
8她已经尽她所能的作了。她预先用香膏膏了我的身体,是为了我的安葬。
9Voorwaar zeg Ik u: Alwaar dit Evangelie gepredikt zal worden in de gehele wereld, daar zal ook tot haar gedachtenis gesproken worden, van hetgeen zij gedaan heeft.
9我实在告诉你们,福音无论传到世界上什么地方,都要传讲这女人所作的来记念她。”
10En Judas Iskariot, een van de twaalven, ging heen tot de overpriesters, opdat hij Hem hun zou overleveren.
10犹大出卖耶稣(太26:14-16)十二门徒中的一个,就是加略人犹大,去见祭司长,要把耶稣交给他们。
11En zij, dat horende, waren verblijd, en beloofden hem geld te geven; en hij zocht, hoe hij Hem bekwamelijk overleveren zou.
11他们听见了就很欢喜,答应给他银子。于是犹大就找机会出卖耶稣。
12En op den eersten dag der ongehevelde broden, wanneer zij het pascha slachtten, zeiden Zijn discipelen tot Hem: Waar wilt Gij, dat wij heengaan, en bereiden, dat Gij het pascha eet?
12最后的晚餐(太26:17-30;路22:7-23;约13:21-30。参林前11:23-25)除酵节的第一天,就是宰杀逾越节羊羔的那一天,门徒问耶稣:“你要我们到哪里去,为你预备逾越节的晚餐呢?”
13En Hij zond twee van Zijn discipelen uit, en zeide tot hen: Gaat henen in de stad, en u zal een mens ontmoeten, dragende een kruik water, volgt dien;
13他就差派两个门徒,对他们说:“你们到城里去,必有一个拿着水瓶的人,向你们迎面而来,你们就跟着他,
14En zo waar hij ingaat, zegt tot den heer des huizes: De Meester zegt: Waar is de eetzaal, daar Ik het pascha met Mijn discipelen eten zal?
14无论他进入哪一家,你们要对那家主说,老师说:‘我的客厅在哪里?我和门徒好在那里吃逾越节的晚餐。’
15En hij zal u wijzen een grote opperzaal, toegerust en gereed; bereidt het ons aldaar.
15他必指给你们楼上一间布置整齐、预备妥当的大房间,你们就在那里为我们预备。”
16En Zijn discipelen gingen uit, en kwamen in de stad, en vonden het, gelijk Hij hun gezegd had, en bereidden het pascha.
16门徒出去,进了城,所遇见的正如耶稣所说的,就预备好了逾越节的晚餐。
17En als het avond geworden was, kwam Hij met de twaalven.
17到了晚上,耶稣和十二门徒来了。
18En als zij aanzaten en aten, zeide Jezus: Voorwaar, Ik zeg u, dat een van u, die met Mij eet, Mij zal verraden.
18他们坐着吃饭的时候,耶稣说:“我实在告诉你们,你们中间有一个跟我一起吃饭的人要出卖我。”
19En zij begonnen bedroefd te worden, en de een na de ander tot Hem te zeggen: Ben ik het? En een ander: Ben ik het?
19他们就很忧愁,一个一个地问他:“是我吗?”
20Maar Hij antwoordde en zeide tot hen: Het is een uit de twaalven, die met Mij in de schotel indoopt.
20耶稣对他们说:“他是十二门徒里的一个,和我一同把手蘸在盘子里的。
21De Zoon des mensen gaat wel heen, gelijk van Hem geschreven is; maar wee dien mens, door welken de Zoon des mensen verraden wordt! Het ware hem goed, zo die mens niet geboren ware geweest.
21正如经上指着人子所说的,他固然要离世,但出卖人子的那人有祸了!他没有生下来还好。”
22En als zij aten, nam Jezus brood, en als Hij gezegend had, brak Hij het, en gaf het hun, en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam.
22他们吃的时候,耶稣拿起饼来,祝谢了,就擘开,递给门徒,说:“你们拿去吃吧,这是我的身体。”
23En Hij nam den drinkbeker, en gedankt hebbende, gaf hun dien; en zij dronken allen uit denzelven.
23又拿起杯来,祝谢了就递给门徒,他们都喝了。
24En Hij zeide tot hen: Dat is Mijn bloed, het bloed des Nieuwen Testaments, hetwelk voor velen vergoten wordt.
24耶稣说:“这是我的血,是为立约的,为许多人流出来的。
25Voorwaar, Ik zeg u, dat Ik niet meer zal drinken van de vrucht des wijnstoks, tot op dien dag, wanneer Ik dezelve nieuw zal drinken in het Koninkrijk Gods.
25我实在告诉你们,我决不再喝这葡萄酒,直到我在 神的国里喝新酒的那一天。”
26En als zij den lofzang gezongen hadden, gingen zij uit naar den Olijfberg.
26他们唱完了诗,就出来,往橄榄山去。
27En Jezus zeide tot hen: Gij zult in dezen nacht allen aan Mij geergerd worden; want er is geschreven: Ik zal den Herder slaan, en de schapen zullen verstrooid worden.
27预言彼得不认主(太26:31-35;路22:31-34;约13:36-38)耶稣对他们说:“你们都要后退,因为经上记着:‘我要击打牧人,羊群就分散了。’
28Maar nadat Ik zal opgestaan zijn, zal Ik u voorgaan naar Galilea.
28但我复活以后,要比你们先到加利利去。”
29En Petrus zeide tot Hem: Of zij ook allen geergerd werden, zo zal ik toch niet geergerd worden.
29彼得对他说:“就算所有的人都后退,我却不会。”
30En Jezus zeide tot hem: Voorwaar, Ik zeg u, dat heden in dezen nacht, eer de haan tweemaal gekraaid zal hebben, gij Mij driemaal zult verloochenen.
30耶稣对他说:“我实在告诉你,就在今天晚上,鸡叫两遍以前,你会三次不认我。”
31Maar hij zeide nog des te meer: Al moest ik met U sterven, zo zal ik U geenszins verloochenen. En insgelijks zeiden zij ook allen.
31彼得更坚决地说:“就算必须与你一同死,我也决不会不认你!”众人也都这样说。
32En zij kwamen in een plaats, welker naam was Gethsemane, en Hij zeide tot Zijn discipelen: Zit hier neder, totdat Ik gebeden zal hebben.
32在客西马尼祷告(太26:36-46;路22:39-46)他们来到一个地方,名叫客西马尼;耶稣对门徒说:“你们坐在这里,我去祷告。”
33En Hij nam met Zich Petrus, en Jakobus, en Johannes, en begon verbaasd en zeer beangst te worden;
33他带了彼得、雅各、约翰一起去,就惊惧起来,非常难过。
34En zeide tot hen: Mijn ziel is geheel bedroefd tot den dood toe; blijft hier, en waakt.
34于是对他们说:“我的心灵痛苦得快要死了;你们要留在这里,也要警醒。”
35En een weinig voortgegaan zijnde, viel Hij op de aarde, en bad, zo het mogelijk ware, dat die ure van Hem voorbijging.
35耶稣稍往前走,俯伏在地上祷告:如果可能的话,使那时刻不要临到他。
36En Hij zeide: Abba, Vader, alle dingen zijn U mogelijk; neem dezen drinkbeker van Mij weg, doch niet wat Ik wil, maar wat Gij wilt.
36他说:“阿爸、父啊,你凡事都能作,求你叫这杯离开我。但不要照我的意思,只要照你的旨意。”
37En Hij kwam, en vond hen slapende, en zeide tot Petrus: Simon, slaapt gij? Kunt gij niet een uur waken?
37耶稣回来,看见门徒睡着了,就对彼得说:“西门,你睡觉吗?你连一个小时也不能警醒吗?
38Waakt en bidt, opdat gij niet in verzoeking komt; de geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak.
38应当警醒、祷告,免得陷入试探;你们心灵虽然愿意,肉体却是软弱的。”
39En wederom heengegaan zijnde, bad Hij, sprekende dezelfde woorden.
39耶稣又去祷告,说的也是同样的话。
40En wedergekeerd zijnde, vond Hij hen wederom slapende, want hun ogen waren bezwaard; en zij wisten niet, wat zij Hem antwoorden zouden.
40他再回来的时候,看见门徒睡着了;因为他们十分疲倦,不知道该怎样回答他。
41En Hij kwam ten derden male, en zeide tot hen: Slaapt nu voort, en rust; het is genoeg, de ure is gekomen; ziet, de Zoon des mensen wordt overgeleverd in de handen der zondaren.
41耶稣第三次回来,对他们说:“你们还在睡觉休息吗?够了,时候到了,看哪,人子要被交在罪人手里了。
42Staat op, laat ons gaan; ziet, die Mij verraadt, is nabij.
42起来,我们走吧!出卖我的人来了。”
43En terstond, als Hij nog sprak, kwam Judas aan, die een was van de twaalven, en met hem een grote schare, met zwaarden en stokken, gezonden van de overpriesters, en de schriftgeleerden, en de ouderlingen.
43耶稣被捕(太26:47-56;路22:47-53;约18:3-11)耶稣还在说话的时候,十二门徒中的犹大和一群拿着刀棒的人来到了;他们是祭司长、经学家和长老派来的。
44En die Hem verried, had hun een gemeen teken gegeven, zeggende: Dien ik kussen zal, Die is het, grijpt Hem, en leidt Hem zekerlijk henen.
44出卖耶稣的人给他们一个暗号,说:“我跟谁亲嘴,谁就是他。你们把他逮捕,小心带去。”
45En als hij gekomen was, ging hij terstond tot Hem, en zeide: Rabbi, Rabbi, en kuste Hem.
45犹大来到,立刻上前对耶稣说:“拉比!”就跟他亲嘴。
46En zij sloegen hun handen aan Hem, en grepen Hem.
46他们就动手拿住耶稣,逮捕了他。
47En een dergenen, die daarbij stonden, het zwaard trekkende, sloeg den dienstknecht des hogepriesters, en hieuw hem zijn oor af.
47站在旁边的人中有一个拔出刀来,砍了大祭司的仆人一刀,削掉了他的一只耳朵。
48En Jezus, antwoordende, zeide tot hen: Zijt gij uitgegaan, met zwaarden en stokken, als tegen een moordenaar, om Mij te vangen?
48耶稣对他们说:“你们带着刀棒出来,把我当作强盗捉拿吗?
49Dagelijks was Ik bij ulieden in den tempel, lerende, en gij hebt Mij niet gegrepen; maar dit geschiedt, opdat de Schriften vervuld zouden worden.
49我天天在殿里教导人,跟你们在一起,你们却没有捉拿我;但这是为了要应验经上的话。”
50En zij, Hem verlatende, zijn allen gevloden.
50门徒都离开他逃跑了。
51En een zeker jongeling volgde Hem, hebbende een lijnwaad omgedaan over het naakte lijf, en de jongelingen grepen hem.
51有一个青年,赤身披着一块麻布,跟着耶稣。众人捉住他的时候,
52En hij, het lijnwaad verlatende, is naakt van hen gevloden.
52他就丢掉麻布,赤身逃跑了。
53En zij leidden Jezus henen tot den hogepriester; en bij hem vergaderden al de overpriesters, en de ouderlingen, en de schriftgeleerden.
53大祭司审问耶稣(太26:57-68;路22:67-71;约18:12-13、19-24)他们把耶稣押到大祭司那里,所有的祭司长、长老和经学家都聚集在一起。
54En Petrus volgde Hem van verre, tot binnen in de zaal des hogepriesters, en hij was mede zittende met de dienaren, en zich warmende bij het vuur.
54彼得远远地跟着耶稣,直到大祭司的官邸,和差役一同坐着烤火。
55En de overpriesters, en de gehele raad, zochten getuigenis tegen Jezus, om Hem te doden, en vonden niet.
55祭司长和公议会全体都寻找证据控告耶稣,要把他处死,却没有找着。
56Want velen getuigden valselijk tegen Hem, en de getuigenissen waren niet eenparig.
56有许多人作假证供控告他,但他们的证供各不相符。
57En enigen, opstaande, getuigden valselijk tegen Hem, zeggende:
57有几个人站起来,作假证供控告他说:
58Wij hebben Hem horen zeggen: Ik zal dezen tempel, die met handen gemaakt is, afbreken, en in drie dagen een anderen, zonder handen gemaakt, bouwen.
58“我们听他说过:‘我要拆毁这座人手所造的圣所,三日之内要另建一座不是人手所造的圣所。’”
59En ook alzo was hun getuigenis niet eenparig.
59就是这样的见证,他们也不一致。
60En de hogepriester, in het midden opstaande, vraagde Jezus, zeggende: Antwoordt Gij niets? Wat getuigen dezen tegen U?
60大祭司站起来,走到中间,问耶稣:“这些人作证控告你的是什么呢?你怎么不回答呢?”
61Maar Hij zweeg stil, en antwoordde niets. Wederom vraagde Hem de hogepriester, en zeide tot Hem: Zijt Gij de Christus, de Zoon des gezegenden Gods?
61耶稣却不作声,什么也不回答。大祭司又问他:“你是那受称颂者的儿子基督吗?”
62En Jezus zeide: Ik ben het. En gijlieden zult den Zoon des mensen zien zitten ter rechter hand der kracht Gods, en komen met de wolken des hemels.
62耶稣说:“我是。你们要看见人子,坐在权能者的右边,驾着天上的云降临。”
63En de hogepriester, verscheurende zijn klederen, zeide: Wat hebben wij nog getuigen van node?
63大祭司就撕开自己的衣服,说:“我们还要什么证人呢?
64Gij hebt de gods lastering gehoord; wat dunkt ulieden? En zij allen veroordeelden Hem, des doods schuldig te zijn.
64你们都听见这亵渎的话了。你们认为怎么样?”众人都定他该死的罪。
65En sommigen begonnen Hem te bespuwen, en Zijn aangezicht te bedekken, en met vuisten te slaan, en tot Hem te zeggen: Profeteer! En de dienaars gaven Hem kinnebakslagen.
65于是有些人就向他吐唾沫,蒙住他的脸。用拳头打他,对他说:“你说预言吧!”差役把他拉去,用手掌打他。
66En als Petrus beneden in de zaal was, kwam een van de dienstmaagden des hogepriesters;
66彼得三次不认主(太26:69-75;路22:54-62;约18:15-18、25-27)彼得在下边院子的时候,大祭司的一个婢女来了,
67En ziende Petrus zich warmende, zag zij hem aan, en zeide: Ook gij waart met Jezus den Nazarener.
67看见彼得烤火,就瞪着他说:“你也是和拿撒勒人耶稣一伙的!”
68Maar hij heeft het geloochend, zeggende: Ik ken Hem niet, en ik weet niet, wat gij zegt. En hij ging buiten in de voorzaal, en de haan kraaide.
68彼得却否认说:“我不知道,也不明白你在说什么!”他就走出去,到了前院,鸡就叫了(有些抄本无“鸡就叫了”一句)。
69En de dienstmaagd, hem wederom ziende, begon te zeggen tot degenen, die daarbij stonden: Deze is een van die.
69那婢女看见他,又对站在旁边的人说:“这个人也是他们一伙的。”
70Maar hij loochende het wederom. En een weinig daarna, die daarbij stonden, zeiden wederom tot Petrus: Waarlijk, gij zijt een van die; want gij zijt ook een Galileer, en uw spraak gelijkt.
70彼得还是不承认。过了一会,站在旁边的人也对彼得说:“你真是他们一伙的,因为你也是加利利人。”
71En hij begon zichzelven te vervloeken en te zweren: Ik ken dezen Mens niet, Dien gij zegt.
71彼得就发咒起誓说:“我不认得你们说的这个人!”
72En de haan kraaide de tweede maal; en Petrus werd indachtig het woord, hetwelk Jezus tot hem gezegd had: Eer de haan tweemaal gekraaid zal hebben, zult gij Mij driemaal verloochenen. En hij, zich van daar makende, weende.
72立刻鸡就叫了第二遍。彼得想起耶稣对他说过的话:“鸡叫两遍以前,你要三次不认我。”他一想起来,就哭了(“他一想起来,就哭了”或译:“他就夺步而出,痛哭起来”)。