1Een psalm van David. De HEERE heeft tot mijn Heere gesproken: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden gezet zal hebben tot een voetbank Uwer voeten.
1(Af David. En Salme.) HERREN sagde til min Herre: "Sæt dig ved min højre hånd, til jeg lægger dine fjender som en skammel for dine fødder!"
2De HEERE zal de scepter Uwer sterkte zenden uit Sion, zeggende: Heers in het midden Uwer vijanden.
2Fra Zion udrækker HERREN din Vældes Spir; hersk midt iblandt dine Fjender!
3Uw volk zal zeer gewillig zijn op den dag Uwer heirkracht, in heilig sieraad; uit de baarmoeder des dageraads zal U de dauw Uwer jeugd zijn.
3Dit Folk møder villigt frem på din Vældes Dag; i hellig Prydelse kommer dit unge Mandskab til dig, som Dug af Morgenrødens Moderskød.
4De HEERE heeft gezworen, en het zal Hem niet berouwen: Gij zijt Priester in eeuwigheid, naar de ordening van Melchizedek.
4HERREN har svoret og angrer det ej: "Du er Præst evindelig på Melkizedeks Vis."
5De HEERE is aan Uw rechterhand; Hij zal koningen verslaan ten dage Zijns toorns.
5Herren ved din højre knuser Konger på sin Vredes Dag,
6Hij zal recht doen onder de heidenen; Hij zal het vol dode lichamen maken; Hij zal verslaan dengene, die het hoofd is over een groot land.
6blandt Folkene holder han Dom, fylder op med døde, knuser Hoveder viden om Lande.
7Hij zal op den weg uit de beek drinken; daarom zal Hij het hoofd omhoog heffen.
7Han drikker af Bækken ved Vejen, derfor løfter han Hovedet højt.