1Een onderwijzing van David, voor den opperzangmeester, op de Neginoth;
1(Til sangmesteren. Med strengespil. En maskil af David, da zifitterne kom og sagde til Saul: "David har skjult sig hos os".) Frels mig o Gud, ved dit navn og skaf mig min ret ved din Vælde,
2Als de Zifieten gekomen waren, en tot Saul gezegd hadden: Verbergt zich David niet bij ons?
2hør, o Gud, min Bøn, lyt til min Munds Ord!
3O God! verlos mij door Uw Naam, en doe mij recht door Uw macht.
3Thi frække står op imod mig, Voldsmænd vil tage mit Liv; Gud har de ikke for Øje. - Sela.
4O God! hoor mijn gebed; neig de oren tot de redenen mijns monds.
4Se, min Hjælper er Gud, Herren støtter min Sjæl!
5Want vreemden staan tegen mij op, en tirannen zoeken mijn ziel; zij stellen God niet voor hun ogen. Sela.
5Det onde vende sig mod mine Fjender, udryd dem i din Trofasthed!
6Ziet, God is mij een Helper; de Heere is onder degenen, die mijn ziel ondersteunen.
6Da vil jeg frivilligt ofre til dig, prise dit Navn, o HERRE, thi det er godt;
7Hij zal dit kwaad mijn verspieders vergelden; roei hen uit door Uw waarheid. [ (Psalms 54:8) Ik zal U met vrijwilligheid offeren; ik zal Uw Naam, o HEERE! loven, want Hij is goed. ] [ (Psalms 54:9) Want Hij heeft mij gered uit alle benauwdheid; en mijn oog heeft gezien op mijn vijanden. ]
7thi det frier mig ud af al Nød; mit Øje skuer med Fryd mine Fjender!