Dutch Staten Vertaling

Danish

Psalms

56

1Een gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, op Jonath Elem Rechokim; als de Filistijnen hem gegrepen hadden te Gath.
1(Til sangmesteren. Al-jonat-elem-rehokim. Af David. En miktam, da filisterne greb ham i Gat.) Vær mig nådig Gud, thi Mennesker vil mig til livs, jeg trænges stadig af Stridsmænd;
2Wees mij genadig, o God! want de mens zoekt mij op te slokken; den gansen dag dringt mij de bestrijder.
2mine Fjender vil mig stadig til Livs, thi mange strider bittert imod mig!
3Mijn verspieders zoeken mij den gansen dag op te slokken; want ik heb veel bestrijders, o Allerhoogste!
3Når jeg gribes af Frygt, vil jeg stole på dig,
4Ten dage, als ik zal vrezen, zal ik op U vertrouwen.
4og med Guds Hjælp skal jeg prise hans Ord. Jeg stoler på Gud, jeg frygter ikke, hvad kan Kød vel gøre mig?
5In God zal ik Zijn woord prijzen; ik vertrouw op God, ik zal niet vrezen; wat zoude mij vlees doen?
5De oplægger stadig Råd imod mig, alle deres Tanker går ud på ondt.
6Den gansen dag verdraaien zij mijn woorden; al hun gedachten zijn tegen mij ten kwade.
6De flokker sig sammen, ligger på Lur, jeg har dem lige i Hælene, de står mig jo efter Livet.
7Zij rotten samen, zij versteken zich, zij passen op mijn hielen; als die op mijn ziel wachten.
7Gengæld du dem det onde, stød Folkene ned i Vrede, o Gud!
8Zouden zij om hun ongerechtigheid vrijgaan? Stort de volken neder in toorn, o God!
8Selv har du talt mine Suk, i din Lædersæk har du gemt mine Tårer; de står jo i din Bog.
9Gij hebt mijn omzwerven geteld; leg mijn tranen in uw fles; zijn zij niet in Uw register?
9Da skal Fjenderne vige, den Dag jeg kalder; så meget ved jeg, at Gud er med mig.
10Dan zullen mijn vijanden achterwaarts keren, ten dage als ik roepen zal; dit weet ik, dat God met mij is.
10Med Guds Hjælp skal jeg prise hans Ord, med HERRENs Hjælp skal jeg prise hans Ord.
11In God zal ik het woord prijzen; in den HEERE zal ik het woord prijzen.
11Jeg stoler på Gud, jeg frygter ikke, hvad kan et Menneske gøre mig?
12Ik vertrouw op God, ik zal niet vrezen; wat zou mij de mens doen?
12Jeg har Løfter til dig at indfri, o Gud, med Takofre vil jeg betale dig.
13O God! op mij zijn Uw geloften; ik zal U dankzeggingen vergelden; [ (Psalms 56:14) Want Gij hebt mijn ziel gered van den dood; ook niet mijn voeten van aanstoot, om voor Gods aangezicht te wandelen in het licht der levenden? ]
13Thi fra Døden frier du min Sjæl, ja min Fod fra Fald, at jeg kan vandre for Guds Åsyn i Livets Lys.