1Een psalm van David, voor den opperzangmeester. HEERE! Gij doorgrondt en kent mij.
1Al la hxorestro. Psalmo de David. Ho Eternulo, Vi min esploras kaj min konas.
2Gij weet mijn zitten en mijn opstaan; Gij verstaat van verre mijn gedachten.
2Vi scias, kiam mi sidas kaj kiam mi levigxas; Vi komprenas mian penson de malproksime.
3Gij omringt mijn gaan en mijn liggen; en Gij zijt al mijn wegen gewend.
3Kiam mi iras kaj kiam mi ripozas, Vi estas cxirkaux mi, Kaj cxiujn miajn vojojn Vi konas.
4Als er nog geen woord op mijn tong is, zie, HEERE! Gij weet het alles.
4CXar antaux ol trovigxas vorto sur mia lango, Jen, ho Eternulo, Vi cxion jam scias.
5Gij bezet mij van achteren en van voren, en Gij zet Uw hand op mij.
5De malantauxe kaj de antauxe Vi cxirkauxbaris min Kaj metis sur min Vian manon.
6De kennis is mij te wonderbaar, zij is hoog, ik kan er niet bij.
6Mirinda estas por mi tia sciado, tro alta; Mi gxin ne povas kompreni.
7Waar zou ik heengaan voor Uw Geest en waar zou ik heenvlieden voor Uw aangezicht?
7Kien mi iros for de Via spirito? Kaj kien mi kuros for de Via vizagxo?
8Zo ik opvoer ten hemel, Gij zijt daar; of bedde ik mij in de hel, zie, Gij zijt daar.
8Se mi levigxos al la cxielo, Vi estas tie; Se mi kusxigxos en SXeol, jen Vi tie estas.
9Nam ik vleugelen des dageraads, woonde ik aan het uiterste der zee;
9CXu mi okupos la flugilojn de la matenrugxo, CXu mi logxigxos sur la rando de la maro:
10Ook daar zou Uw hand mij geleiden, en Uw rechterhand zou mij houden.
10Ankaux tie Via mano min kondukos, Kaj Via dekstra mano min tenos.
11Indien ik zeide: De duisternis zal mij immers bedekken; dan is de nacht een licht om mij.
11Se mi diros:Mallumo min kovros, Kaj la lumo cxirkaux mi farigxos nokto:
12Ook verduistert de duisternis voor U niet; maar de nacht licht als de dag; de duisternis is als het licht.
12Ecx mallumo ne mallumas antaux Vi, Kaj la nokto lumas kiel tago; Mallumo farigxas kiel lumo.
13Want Gij bezit mijn nieren; Gij hebt mij in mijner moeders buik bedekt.
13CXar Vi kreis mian internajxon, Formis min en la ventro de mia patrino.
14Ik loof U, omdat ik op een heel vreselijke wijze wonderbaarlijk gemaakt ben; wonderlijk zijn Uw werken! ook weet het mijn ziel zeer wel.
14Mi gloras Vin, cxar mi estas mirinde kreita; Mirindaj estas Viaj kreitajxoj, Kaj mia animo tion bone konscias.
15Mijn gebeente was voor U niet verholen, als ik in het verborgene gemaakt ben, en als een borduursel gewrocht ben, in de nederste delen der aarde.
15Ne estis kasxitaj antaux Vi miaj ostoj, Kiam mi estis kreata en kasxiteco, Kiam mi estis formata en la profundo de la tero.
16Uw ogen hebben mijn ongevormden klomp gezien; en al deze dingen waren in Uw boek geschreven, de dagen als zij geformeerd zouden worden, toen nog geen van die was.
16Mian embrion vidis Viaj okuloj, Kaj en Via libro estis enskribitaj cxiuj tagoj destinitaj, Kiam ankoraux ecx unu ne ekzistis.
17Daarom, hoe kostelijk zijn mij, o God, Uw gedachten! hoe machtig veel zijn haar sommen!
17Kiel grandvaloraj estas por mi Viaj pensoj, ho Dio! Kiel granda estas ilia nombro!
18Zoude ik ze tellen? Harer is meer, dan des zands; word ik wakker, zo ben ik nog bij U.
18Se mi ilin kalkulus, ili estus pli multaj ol la sablo; Kiam mi vekigxas, mi estas ankoraux kun Vi.
19O God! dat Gij den goddeloze ombracht! en gij, mannen des bloeds, wijkt van mij!
19Mortigu, ho Dio, la malvirtulojn, Kaj sangaviduloj forigxu de mi!
20Die van U schandelijk spreken, en Uw vijanden ijdellijk verheffen.
20Ili parolas pri Vi malice, Kaj Viaj malamikoj levigxas por trompo.
21Zou ik niet haten HEERE! die U haten? en verdriet hebben in degenen, die tegen U opstaan?
21Viajn malamantojn, ho Eternulo, mi ja malamas, Kaj Viajn kontrauxulojn mi abomenas.
22Ik haat hen met volkomen haat, tot vijanden zijn zij mij.
22Per ekstrema malamo mi ilin malamas; Ili farigxis por mi malamikoj.
23Doorgrond mij, o God! en ken mijn hart; beproef mij, en ken mijn gedachten.
23Esploru min, ho Dio, kaj konu mian koron; Provu min kaj sciu miajn pensojn.
24En zie, of bij mij een schadelijke weg zij; en leid mij op den eeuwigen weg.
24Kaj rigardu, cxu mi estas sur malbona vojo, Kaj gvidu min sur la vojo de eterneco.