1Een gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, Altascheth.
1Au chef des chantres. Ne détruis pas. Hymne de David. Est-ce donc en vous taisant que vous rendez la justice? Est-ce ainsi que vous jugez avec droiture, fils de l'homme?
2Spreekt gijlieden waarlijk gerechtigheid, gij, vergadering? Oordeelt gij billijkheden, gij, mensenkinderen?
2Loin de là! Dans le coeur, vous consommez des iniquités; Dans le pays, c'est la violence de vos mains que vous placez sur la balance.
3Ja, gij werkt ongerechtigheden in het hart; gij weegt het geweld uwer handen op de aarde.
3Les méchants sont pervertis dès le sein maternel, Les menteurs s'égarent au sortir du ventre de leur mère.
4De goddelozen zijn vervreemd van de baarmoeder aan; de leugensprekers dolen van moeders buik aan.
4Ils ont un venin pareil au venin d'un serpent, D'un aspic sourd qui ferme son oreille,
5Zij hebben vurig venijn, naar gelijkheid van vurig slangenvenijn; zij zijn als een dove adder, die haar oren toestopt;
5Qui n'entend pas la voix des enchanteurs, Du magicien le plus habile.
6Opdat zij niet hore naar de stem der belezers, desgenen, die ervaren is met bezweringen om te gaan.
6O Dieu, brise-leur les dents dans la bouche! Eternel, arrache les mâchoires des lionceaux!
7O God! verbreek hun tanden in hun mond; breek af de baktanden der jonge leeuwen, o HEERE!
7Qu'ils se dissipent comme des eaux qui s'écoulent! Qu'ils ne lancent que des traits émoussés!
8Laat hen smelten als water, laat hen daarhenen drijven; legt hij zijn pijlen aan, laat hen zijn, alsof zij afgesneden waren.
8Qu'ils périssent en se fondant, comme un limaçon; Sans voir le soleil, comme l'avorton d'une femme!
9Laat hem henengaan, als een smeltende slak; laat hen, als ener vrouwe misdracht, de zon niet aanschouwen.
9Avant que vos chaudières sentent l'épine, Verte ou enflammée, le tourbillon l'emportera.
10Eer dan uw potten den doornstruik gewaar worden, zal Hij hem als levend, als in heten toorn wegstormen.
10Le juste sera dans la joie, à la vue de la vengeance; Il baignera ses pieds dans le sang des méchants.
11De rechtvaardige zal zich verblijden, als hij de wraak aanschouwt; hij zal zijn voeten wassen in het bloed des goddelozen. [ (Psalms 58:12) En de mens zal zeggen: Immers is er vrucht voor den rechtvaardige; immers is er een God, Die op de aarde richt. ]
11Et les hommes diront: Oui, il est une récompense pour le juste; Oui, il est un Dieu qui juge sur la terre.