1Wee Ariel, Ariel! de stad, waarin David gelegerd heeft; doet jaar tot jaar; laat ze feestofferen slachten.
1
وای بر تو ای اورشلیم، وای بر تو ای قربانگاه خدا! وای بر شهری که داوود در آن اردو زد، بگذارید یکی دو سالی از جشنها و اعیاد آن بگذرد،
2Evenwel zal Ik Ariel beangstigen, en er zal treuring en droefheid wezen, en die stad zal Mij gelijk Ariel zijn.
2
آنگاه خدا به شهری که «قربانگاه خدا» نامیده شده، مصیبت خواهد رسانید. همهجا گریه و زاری خواهد بود و تمام شهر مثل قربانگاه خونآلود خواهد بود.
3Want Ik zal een leger in het rond om u slaan, en Ik zal u belegeren met bolwerken, en Ik zal vestingen tegen u opwerpen.
3
خداوند به شهر حمله و از هر طرف آن را محاصره میکند.
4Dan zult gij vernederd worden, gij zult uit de aarde spreken, en uw spraak zal uit het stof zachtjes voortkomen; en uw stem zal zijn uit de aarde als van een tovenaar, en uw spraak zal uit het stof piepen.
4
اورشلیم مثل روحی که تقلّا میکند از اعماق زمین سخن بگوید، صدای گرفتهاش از زیر خاک و گل به گوش میرسد.
5En de menigte uwer vreemde soldaten zal zijn gelijk dun stof, en de menigte der tirannen als voorbijvliegend kaf; en het zal in een ogenblik haastelijk geschieden.
5
ای اورشلیم، همهٔ بیگانگانی که به تو حمله میکنند مثل گرد و خاک به اطراف پاشیده خواهند شد و ارتشهای هولناک آنها، به طور ناگهانی و بدون انتظار، مثل کاهی در برابر باد پراکنده خواهند شد.
6Gij zult van den HEERE der heirscharen bezocht worden met donder, en met aardbeving, en groot geluid, met wervelwind, en onweder, en de vlam eens verterenden vuurs.
6
خدای متعال با شدّتِ صاعقه و زلزله شما را نجات خواهد داد. او توفان و باد و آتشِ سرکش خواهد فرستاد.
7En gelijk de droom van een nachtgezicht is, alzo zal de veelheid aller heidenen zijn, die tegen Ariel strijden zullen; zelfs allen, die tegen haar en haar vestingen strijden, en haar beangstigen zullen.
7
آنگاه، تمام ارتش ملّتهایی که به شهری که قربانگاه خداوند در آن قرار دارد حمله میکنند مثل یک رؤیا و مثل چیزی که در شب به خیال آدم میآید، ناپدید خواهند شد.
8Het zal alzo zijn, gelijk wanneer een hongerige droomt, en ziet, hij eet; maar als hij ontwaakt, zo is zijn ziel ledig; of, gelijk als wanneer een dorstige droomt, en ziet, hij drinkt; maar als hij ontwaakt, ziet, zo is hij nog mat, en zijn ziel is begerig; alzo zal de menigte aller heidenen zijn, die tegen den berg Sion krijgen.
8
تمام ملّتهایی که برای حمله به اورشلیم دور هم جمع شدهاند، مثل مرد گرسنهای هستند که در خواب میبیند که غذا میخورد امّا گرسنه بیدار میشود، یا مثل شخصی که از تشنگی در حال مرگ است و در خواب میبیند که آب مینوشد، امّا وقتی بیدار میشود دهان و گلویش از تشنگی خشک است.
9Zij vertoeven, daarom verwondert u; zij zijn vrolijk, derhalve roept gijlieden; zij zijn dronken, maar niet van wijn; zij waggelen, maar niet van sterken drank.
9
به حماقت خود ادامه بدهید! باز هم نابینا باقی بمانید! بدون شراب مست شوید! و بدون نوشیدن یک قطره شراب، مستانه حرکت کنید.
10Want de HEERE heeft over ulieden uitgegoten een geest des diepen slaaps, en Hij heeft uw ogen toegesloten; de profeten, en uw hoofden, en de zieners heeft Hij verblind.
10
خداوند شما را خوابآلود کرده و شما آمادهاید به خوابی عمیق فرو روید. انبیا باید چشم مردم باشند، امّا خداوند چشمان آنها را بسته است.
11Daarom is ulieden alle gezicht geworden als de woorden van een verzegeld boek, hetwelk men geeft aan een, die lezen kan, zeggende: Lees toch dit; en hij zegt: Ik kan niet, want het is verzegeld.
11
مفهوم نبوّتها از شما پوشیده و مانند طومارِ مُهر و موم شده خواهد بود. اگر آن را به کسیکه خواندن میداند، بدهید و از او بخواهید آن را بخواند او خواهد گفت که نمیتواند، چون آن مُهر و موم شده است.
12Of men geeft het boek aan een, die niet lezen kan, zeggende: Lees toch dit; en hij zegt: Ik kan niet lezen.
12
و اگر آن را به آدمی بیسواد بدهید و از او بخواهید آن را برایتان بخواند، او در جواب خواهد گفت که نمیتواند بخواند.
13Want de Heere heeft gezegd: Daarom dat dit volk tot Mij nadert met zijn mond, en zij Mij met hun lippen eren, doch hun hart verre van Mij doen; en hun vreze, waarmede zij Mij vrezen, mensengeboden zijn, die hun geleerd zijn;
13
خداوند گفت: «این مردم ادّعا میکنند که مرا میپرستند، امّا حرفهای آنها بیمعنی است. دین آنها چیزی جز قوانین و احادیث انسانی نیست چیزی که آنها از حفظ کردهاند.
14Daarom, ziet, Ik zal voorts wonderlijk handelen met dit volk, wonderlijk en wonderbaarlijk; want de wijsheid zijner wijzen zal vergaan, en het verstand zijner verstandigen zal zich verbergen.
14
پس من با ضربات غیرقابل انتظار و پیدرپی، آنها را شگفتزده خواهم کرد. خردمندان آنها آدمهایی جاهل و زرنگیهای آنها بیهوده خواهند بود.»
15Wee dengenen, die zich diep versteken willen voor den HEERE, hun raad verbergende; en welker werken in duisterheid geschieden, en zij zeggen: Wie ziet ons, en wie kent ons?
15
وای بر کسانیکه میکوشند نقشههای خود را از خدا پنهان کنند. آنها نقشههای خود را مخفیانه اجرا میکنند و میپندارند که کسی آنها را نمیبیند و هیچکس نمیداند آنها چه میکنند.
16Ulieder omkeren is, alsof de pottenbakker geacht werd als leem, dat het maaksel zeide van zijn maker: Hij heeft mij niet gemaakt; en het geformeerde vat van zijn pottenbakker zeide: Hij verstaat het niet.
16
آنها همهچیز را وارونه میکنند. کدام مهمتر است، کوزه یا کوزهگر؟ آیا ساختهٔ دست انسان میتواند به او بگوید: «تو مرا نساختی؟» یا میتواند بگوید: «تو نمیدانی چه میکنی؟»
17Is het niet nog om een klein weinig, dat de Libanon in een vruchtbaar veld zal veranderd worden, en het vruchtbare veld voor een woud geacht zal worden?
17
همانطور که ضربالمثل معروف میگوید: بزودی جنگلهای انبوه، کشتزار و زمینهای زراعتی دوباره جنگل میشوند.
18En te dien dage zullen de doven horen de woorden des Boeks; en de ogen der blinden, zijnde uit de donkerheid en uit de duisternis, zullen zien.
18
وقتی آن روز برسد، آدمهای کَر میتوانند کتابی را که بلند خوانده میشود، بشنوند و نابینایانی که در تاریکی زندگی میکنند، چشمانشان باز شده و خواهند دید.
19En de zachtmoedigen zullen vreugde op vreugde hebben in den HEERE; en de behoeftigen onder de mensen zullen zich in de Heilige Israels verheugen.
19
فقیران و افتادگان بار دیگر خوشیای را که خداوند، خدای قدّوس اسرائیل، میدهد خواهند یافت.
20Wanneer de tiran een einde zal hebben, en dat het met den bespotter uit zal zijn, en dat allen, die tot ongerechtigheid waken, uitgeroeid zullen zijn;
20
آنهایی که به دیگران ستم میکنند و به خدا ناسزا میگویند، از بین خواهند رفت و تمام گناهکاران نابود میشوند.
21Die een mens schuldig maken om een woord, en leggen dien strikken, die hen bestraft in de poort; en die den rechtvaardige verdrijven in het woeste.
21
خدا اینها را نابود خواهد کرد: کسانیکه به دیگران افترا و تهمت میزنند، آنهایی که مانع مجازات جنایتکاران میشوند و یا با دروغ نمیگذارند مردمان امین و صالح به حقّ خود برسند.
22Daarom zegt de HEERE, Die Abraham verlost heeft, tot het huis van Jakob alzo: Jakob zal nu niet meer beschaamd worden, en nu zal zijn aangezicht niet meer bleek worden;
22
پس اکنون خداوند، خدای اسرائیل که ابراهیم را از سختیها رهانید، میگوید: «ای قوم من، شما بیش از این بیآبرو نخواهید شد، و صورتهای شما دیگر از شرم، رنگپریده نخواهد بود.
23Want als hij zijn kinderen, het werk Mijner handen, zien zal in het midden van hen, zullen zij Mijn Naam heiligen; en zij zullen den Heilige Jakobs heiligen, en den God van Israel vrezen.
23
وقتی فرزندانی را که من به شما میدهم ببینید، آنگاه پی خواهید برد که من خدای قدّوس اسرائیل هستم. شما با ترس و حرمت، احترام مرا نگاه خواهید داشت.
مردمان احمق یاد میگیرند و میفهمند و آنهایی که همیشه گِله و شکایت میکنند، از یادگیری خوشحال خواهند بود.»
24En die dwalende van geest zijn, zullen tot verstand komen, en de murmureerders zullen de lering aannemen.
24
مردمان احمق یاد میگیرند و میفهمند و آنهایی که همیشه گِله و شکایت میکنند، از یادگیری خوشحال خواهند بود.»