1De HEERE regeert, de aarde verheuge zich; dat veel eilanden zich verblijden.
1JEHOVA reinó: regocíjese la tierra: Alégrense las muchas islas.
2Rondom Hem zijn wolken en donkerheid, gerechtigheid en gericht zijn de vastigheid Zijns troons.
2Nube y oscuridad alrededor de él: Justicia y juicio son el asiento de su trono.
3Een vuur gaat voor Zijn aangezicht heen, en het steekt Zijn wederpartijen rondom aan brand.
3Fuego irá delante de él, Y abrasará en derredor sus enemigos.
4Zijn bliksemen verlichten de wereld; het aardrijk ziet ze en het beeft.
4Sus relámpagos alumbraron el mundo: La tierra vió, y estremecióse.
5De bergen smelten als was voor het aanschijn des HEEREN, voor het aanschijn des HEEREN der ganse aarde.
5Los montes se derritieron como cera delante de Jehová, Delante del Señor de toda la tierra.
6De hemelen verkondigen Zijn gerechtigheid, en alle volken zien Zijn eer.
6Los cielos denunciaron su justicia, Y todos los pueblos vieron su gloria.
7Beschaamd moeten wezen allen, die de beelden dienen, die zich op afgoden beroemen; buigt u neder voor Hem, alle gij goden!
7Avergüéncense todos los que sirven á las imágenes de talla, Los que se alaban de los ídolos: Los dioses todos á él se encorven.
8Sion heeft gehoord, en het heeft zich verblijd, en de dochteren van Juda hebben zich verheugd vanwege Uw oordelen, o HEERE!
8Oyó Sión, y alegróse; Y las hijas de Judá, Oh Jehová, se gozaron por tus juicios.
9Want Gij, HEERE! zijt de Allerhoogste over de gehele aarde; Gij zijt zeer hoog verheven boven alle goden.
9Porque tú, Jehová, eres alto sobre toda la tierra: Eres muy ensalzado sobre todos los dioses.
10Gij liefhebbers des HEEREN! haat het kwade; Hij bewaart de zielen Zijner gunstgenoten; Hij redt hen uit der goddelozen hand.
10Los que á Jehová amáis, aborreced el mal: Guarda él las almas de sus santos; De mano de los impíos los libra.
11Het licht is voor den rechtvaardige gezaaid, en vrolijkheid voor de oprechten van hart.
11Luz está sembrada para el justo, Y alegría para los rectos de corazón.
12Gij rechtvaardigen! verblijdt u in den HEERE, en spreekt lof ter gedachtenis Zijner heiligheid.
12Alegraos, justos, en Jehová: Y alabad la memoria de su santidad.