1Een onderwijzing, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach.
1Ey Tanrı, kulaklarımızla duyduk,Atalarımız anlattı bize,Neler yaptığını onların gününde, eski günlerde.
2O God! wij hebben het met onze oren gehoord, onze vaders hebben het ons verteld: Gij hebt een werk gewrocht in hun dagen, in de dagen van ouds.
2Elinle ulusları kovdun,Ama atalarımıza yer verdin;Halkları kırdın,Ama atalarımızın yayılmasını sağladın.
3Gij hebt de heidenen met Uw hand uit de bezitting verdreven, maar henlieden geplant; Gij hebt de volken geplaagd, henlieden daarentegen doen voortschieten.
3Onlar ülkeyi kılıçla kazanmadılar,Kendi bilekleriyle zafere ulaşmadılar.Senin sağ elin, bileğin, yüzünün ışığı sayesinde oldu bu;Çünkü sen onları sevdin.
4Want zij hebben het land niet geerfd door hun zwaard, en hun arm heeft hun geen heil gegeven; maar Uw rechterhand, en Uw arm, en het licht Uws aangezichts, omdat Gij een welbehagen in hen hadt.
4Ey Tanrı, kralım sensin,Buyruk ver de Yakup soyu kazansın!
5Gij Zelf zijt mijn Koning, o God! gebied de verlossingen Jakobs.
5Senin sayende düşmanlarımızı püskürteceğiz,Senin adınla karşıtlarımızı ezeceğiz.
6Door U zullen wij onze wederpartijders met hoornen stoten; in Uw Naam zullen wij vertreden, die tegen ons opstaan.
6Çünkü ben yayıma güvenmem,Kılıcım da beni kurtarmaz;
7Want ik vertrouw niet op mijn boog, en mijn zwaard zal mij niet verlossen.
7Ancak sensin bizi düşmanlarımızdan kurtaran,Bizden nefret edenleri utanca boğan.
8Maar Gij verlost ons van onze wederpartijders, en Gij maakt onze haters beschaamd.
8Her gün Tanrıyla övünür,Sonsuza dek adına şükran sunarız. |iSela
9In God roemen wij den gansen dag, en Uw Naam zullen wij loven in eeuwigheid. Sela.
9Ne var ki, reddettin bizi, aşağıladın,Artık ordularımızla savaşa çıkmıyorsun.
10Maar nu hebt Gij ons verstoten en te schande gemaakt, dewijl Gij met onze krijgsheiren niet uittrekt.
10Düşman karşısında bizi gerilettin,Bizden tiksinenler bizi soydu.
11Gij doet ons achterwaarts keren van den wederpartijder; en onze haters beroven ons voor zich.
11Kasaplık koyuna çevirdin bizi,Ulusların arasına dağıttın.
12Gij geeft ons over als schapen ter spijze, en Gij verstrooit ons onder de heidenen.
12Yok pahasına sattın halkını,Üstelik satıştan hiçbir şey kazanmadan.
13Gij verkoopt Uw volk om geen waardij; en Gij verhoogt hun prijs niet.
13Bizi komşularımızın yüzkarası,Çevremizdekilerin eğlencesi, alay konusu ettin.
14Gij stelt ons onze naburen tot smaad, tot spot en schimp dengenen, die rondom ons zijn.
14Ulusların diline düşürdün bizi,Gülüyor halklar halimize.
15Gij stelt ons tot een spreekwoord onder de heidenen, tot een hoofdschudding onder de volken.
15Rezilliğim gün boyu karşımda,Utancımdan yerin dibine geçtim
16Mijn schande is den gansen dag voor mij, en de schaamte mijns aangezichts bedekt mij;
16Hakaret ve sövgü duya duya,Öç almak isteyen düşman karşısında.
17Om de stem des honers en des lasteraars, vanwege den vijand en den wraakgierige.
17Bütün bunlar başımıza geldi,Yine de seni unutmadık,Antlaşmana ihanet etmedik,
18Dit alles is ons overkomen, nochtans hebben wij U niet vergeten, noch valselijk gehandeld tegen Uw verbond.
18Döneklik etmedik,Adımlarımız senin yolundan sapmadı.
19Ons hart is niet achterwaarts gekeerd, noch onze gang geweken van Uw pad.
19Oysa sen bizi ezdin, ülkemizi çakalların uğrağı ettin,Üstümüzü koyu karanlıkla örttün.
20Hoewel Gij ons verpletterd hebt in een plaats der draken, en ons met een doodsschaduw bedekt hebt.
20Eğer Tanrımızın adını unutsaydık,Yabancı bir ilaha ellerimizi açsaydık,
21Zo wij den Naam onzes Gods hadden vergeten, en onze handen tot een vreemden God uitgebreid.
21Tanrı bunu ortaya çıkarmaz mıydı?Çünkü O yürekteki gizleri bilir.
22Zou God zulks niet onderzoeken? Want Hij weet de verborgenheden des harten.
22Senin uğruna her gün öldürülüyoruz,Kasaplık koyun sayılıyoruz.
23Maar om Uwentwil worden wij den gansen dag gedood; wij worden geacht als slachtschapen.
23Uyan, ya Rab! Niçin uyuyorsun?Kalk! Sonsuza dek terk etme bizi!
24Waak op, waarom zoudt Gij slapen, HEERE! Ontwaak, verstoot niet in eeuwigheid.
24Niçin yüzünü gizliyorsun?Neden mazlum halimizi, üzerimizdeki baskıyı unutuyorsun?
25Waarom zoudt Gij Uw aangezicht verbergen, onze ellende en onze onderdrukking vergeten?
25Çünkü yere serildik,Bedenimiz toprağa yapıştı.
26Want onze ziel is in het stof nedergebogen; onze buik kleeft aan de aarde. [ (Psalms 44:27) Sta op, ons ter hulp, en verlos ons om Uwer goedertierenheid wil. ]
26Kalk, yardım et bize!Kurtar bizi sevgin uğruna!