Russian 1876

Dutch Staten Vertaling

Proverbs

26

1Как снег летом и дождь во время жатвы, так честь неприлична глупому.
1Gelijk de sneeuw in den zomer, en gelijk de regen in den oogst, alzo past den zot de eer niet.
2Как воробей вспорхнет, как ласточка улетит, так незаслуженное проклятие не сбудется.
2Gelijk de mus is tot wegzweven, gelijk een zwaluw tot vervliegen, alzo zal een vloek, die zonder oorzaak is, niet komen.
3Бич для коня, узда для осла, а палка для глупых.
3Een zweep is voor het paard, een toom voor den ezel, en een roede voor den rug der zotten.
4Не отвечай глупому по глупости его, чтобы и тебе не сделаться подобным ему;
4Antwoord den zot naar zijn dwaasheid niet, opdat gij ook hem niet gelijk wordt.
5но отвечай глупому по глупости его, чтобы он не стал мудрецом в глазах своих.
5Antwoord den zot naar zijn dwaasheid, opdat hij in zijn ogen niet wijs zij.
6Подрезывает себе ноги, терпит неприятность тот, кто дает словесное поручение глупцу.
6Hij snijdt zich de voeten af, en drinkt geweld, die boodschappen zendt door de hand van een zot.
7Неровно поднимаются ноги у хромого, - и притча вустах глупцов.
7Hef de benen van den kreupele op; alzo is een spreuk in den mond der zotten.
8Что влагающий драгоценный камень в пращу, то воздающий глупому честь.
8Gelijk hij, die een edel gesteente in een slinger bindt, alzo is hij, die den zot eer geeft.
9Что колючий терн в руке пьяного, то притча в устах глупцов.
9Gelijk een doorn gaat in de hand eens dronkaards, alzo is een spreuk in den mond der zotten.
10Сильный делает все произвольно: и глупого награждает, и всякогопрохожего награждает.
10De groten doen een iegelijk verdriet aan, en huren de zotten, en huren de overtreders.
11Как пес возвращается на блевотину свою, так глупый повторяет глупость свою.
11Gelijk een hond tot zijn uitspuwsel wederkeert, alzo herneemt de zot zijn dwaasheid.
12Видал ли ты человека, мудрого в глазах его? На глупого больше надежды, нежели нанего.
12Hebt gij een man gezien, die wijs in zijn ogen is! Van een zot is meer verwachting dan van hem.
13Ленивец говорит: „лев на дороге! лев на площадях!"
13De luiaard zegt: Er is een felle leeuw op den weg, een leeuw is op de straten.
14Дверь ворочается на крючьях своих, а ленивец на постели своей.
14Een deur keert om op haar herre, alzo de luiaard op zijn bed.
15Ленивец опускает руку свою в чашу, и ему тяжело донести ее до рта своего.
15De luiaard verbergt zijn hand in den boezem, hij is te moede, om die weder tot zijn mond te brengen.
16Ленивец в глазах своих мудрее семерых, отвечающих обдуманно.
16De luiaard is wijzer in zijn ogen, dan zeven, die met rede antwoorden.
17Хватает пса за уши, кто, проходя мимо, вмешивается в чужую ссору.
17De voorbijgaande, die zich vertoornt in een twist, die hem niet aangaat, is gelijk die een hond bij de oren grijpt.
18Как притворяющийся помешанным бросает огонь, стрелы и смерть,
18Gelijk een, die zich veinst te razen, die vuursprankelen, pijlen en dodelijke dingen werpt;
19так – человек, который коварно вредит другу своему и потом говорит: „я только пошутил".
19Alzo is een man, die zijn naaste bedriegt, en zegt: Jok ik er niet mede?
20Где нет больше дров, огонь погасает, и где нет наушника, раздор утихает.
20Als er geen hout is, gaat het vuur uit; en als er geen oorblazer is, wordt het gekijf gestild.
21Уголь – для жара и дрова – для огня, а человек сварливый – дляразжжения ссоры.
21De dove kool is om de vurige kool, en het hout om het vuur; alzo is een kijfachtig man, om twist te ontsteken.
22Слова наушника – как лакомства, и они входят во внутренность чрева.
22De woorden des oorblazers zijn als dergenen, die geslagen zijn, en die dalen in het binnenste des buiks.
23Что нечистым серебром обложенный глиняный сосуд, то пламенные уста и сердце злобное.
23Brandende lippen, en een boos hart, zijn als een potscherf met schuim van zilver overtogen.
24Устами своими притворяется враг, а в сердце своем замышляетковарство.
24Die haat draagt, gelaat zich vreemd met zijn lippen; maar in zijn binnenste stelt hij bedrog aan.
25Если он говорит и нежным голосом, не верь ему, потому что семь мерзостей в сердце его.
25Als hij met zijn stem smeekt, geloof hem niet, want zeven gruwelen zijn in zijn hart.
26Если ненависть прикрывается наедине, то откроется злоба его в народном собрании.
26Wiens haat door bedrog bedekt is, diens boosheid zal in de gemeente geopenbaard worden.
27Кто роет яму, тот упадет в нее, и кто покатит вверх камень, к томуон воротится.
27Die een kuil graaft, zal er in vallen, en die een steen wentelt, op hem zal hij wederkeren.
28Лживый язык ненавидит уязвляемых им, и льстивые уста готовят падение.
28Een valse tong haat degenen, die zij verbrijzelt; en een gladde mond maakt omstoting.