1(128:1) Песнь восхождения. Много теснили меня от юности моей, да скажет Израиль:
1Een lied Hammaaloth. Zij hebben mij dikwijls benauwd van mijn jeugd af, zegge nu Israel;
2(128:2) много теснили меня от юности моей, но не одолели меня.
2Zij hebben mij dikwijls van mijn jeugd af benauwd; evenwel hebben zij mij niet overmocht.
3(128:3) На хребте моем орали оратаи, проводили длинные борозды свои.
3Ploegers hebben op mijn rug geploegd; zij hebben hun voren lang getogen.
4(128:4) Но Господь праведен: Он рассек узы нечестивых.
4De HEERE, Die rechtvaardig is, heeft de touwen der goddelozen afgehouwen.
5(128:5) Да постыдятся и обратятся назад все ненавидящие Сион!
5Laat hen beschaamd en achterwaarts gedreven worden, allen, die Sion haten.
6(128:6) Да будут, как трава на кровлях, которая прежде, нежели будет исторгнута, засыхает,
6Laat hen worden als gras op de daken, hetwelk verdort, eer men het uittrekt;
7(128:7) которою жнец не наполнит руки своей, и вяжущийснопы – горсти своей;
7Waarmede de maaier zijn hand niet vult, noch de garvenbinder zijn arm;
8(128:8) и проходящие мимо не скажут: „благословение Господне на вас; благословляем вас именем Господним!"
8En die voorbijgaan, niet zeggen: De zegen des HEEREN zij bij u! Wij zegenen ulieden in den Naam des HEEREN.