1(12:1) Начальнику хора. Псалом Давида.(12-2) Доколе, Господи, будешь забывать меня вконец, доколе будешь скрывать лице Твое от меня?
1Een psalm van David, voor den opperzangmeester.
2(12:3) Доколе мне слагать советы в душе моей, скорбь в сердце моем день и ночь ? Доколе врагу моему возноситься надо мною?
2Hoe lang, HEERE, zult Gij mij steeds vergeten? Hoe lang zult Gij Uw aangezicht voor mij verbergen?
3(12:4) Призри, услышь меня, Господи Боже мой! Просвети очи мои, да не усну я сном смертным;
3Hoe lang zal ik raadslagen voornemen in mijn ziel, droefenis in mijn hart bij dag? Hoe lang zal mijn vijand over mij verhoogd zijn?
4(12:5) да не скажет враг мой: „я одолел его". Да не возрадуются гонители мои, если я поколеблюсь.
4Aanschouw, verhoor mij, HEERE, mijn God; verlicht mijn ogen, opdat ik in de dood niet ontslape;
5(12:6) Я же уповаю на милость Твою; сердце мое возрадуется о спасенииТвоем;
5Opdat niet mijn vijand zegge: Ik heb hem overmocht; mijn tegenpartijders zich verheugen, wanneer ik zou wankelen.
6(12:6) воспою Господу, облагодетельствовавшему меня.
6Maar ik vertrouw op Uw goedertierenheid; mijn hart zal zich verheugen in Uw heil; ik zal den HEERE zingen, omdat Hij aan mij welgedaan heeft.