1(16:1) Молитва Давида. Услышь, Господи, правду, внемли воплю моему, прими мольбу из уст нелживых.
1Een gebed van David. HEERE! hoor de gerechtigheid, merk op mijn geschrei, neem ter ore mijn gebed, met onbedriegelijke lippen gesproken.
2(16:2) От Твоего лица суд мне да изыдет; да воззрят очи Твои на правоту.
2Laat mijn recht van voor Uw aangezicht uitgaan, laat Uw ogen de billijkheden aanschouwen.
3(16:3) Ты испытал сердце мое, посетил меня ночью, искусил меня и ничего не нашел; от мыслей моих не отступают уста мои.
3Gij hebt mijn hart geproefd, des nachts bezocht, Gij hebt mij getoetst. Gij vindt niets; hetgeen ik gedacht heb, overtreedt mijn mond niet.
4(16:4) В делах человеческих, по слову уст Твоих, я охранял себя от путей притеснителя.
4Aangaande de handelingen des mensen, ik heb mij, naar het woord Uwer lippen, gewacht voor de paden des inbrekers;
5(16:5) Утверди шаги мои на путях Твоих, да не колеблются стопы мои.
5Houdende mijn gangen in Uw sporen, opdat mijn voetstappen niet zouden wankelen.
6(16:6) К Тебе взываю я, ибо Ты услышишь меня, Боже; приклони ухо Твое ко мне, услышь слова мои.
6Ik roep U aan, omdat Gij mij verhoort; o God! neig Uw oor tot mij; hoor mijn rede.
7(16:7) Яви дивную милость Твою, Спаситель уповающих на Тебя от противящихся деснице Твоей.
7Maak Uw weldadigheden wonderbaar, Gij, Die verlost degenen, die op U betrouwen, van degenen, die tegen Uw rechterhand opstaan!
8(16:8) Храни меня, как зеницу ока; в тени крыл Твоих укрой меня
8Bewaar mij als het zwart des oogappels, verberg mij onder de schaduw Uwer vleugelen,
9(16:9) от лица нечестивых, нападающих на меня, – от врагов души моей,окружающих меня:
9Voor het aangezicht der goddelozen, die mij verwoesten, mijner doodsvijanden, die mij omringen.
10(16:10) они заключились в туке своем, надменно говорят устами своими.
10Met hun vet besluiten zij zich, met hun mond spreken zij hovaardelijk.
11(16:11) На всяком шагу нашем ныне окружают нас; они устремили глаза свои, чтобы низложить меня на землю;
11In onzen gang hebben zij ons nu omsingeld, zij zetten hun ogen op ons ter aarde nederbukkende.
12(16:12) они подобны льву, жаждущему добычи, подобны скимну, сидящему в местах скрытных.
12Hij is gelijk als een leeuw, die begeert te roven, en als een jonge leeuw, zittende in verborgen plaatsen.
13(16:13) Восстань, Господи, предупреди их, низложи их. Избавь душу мою от нечестивого мечом Твоим,
13Sta op, HEERE, kom zijn aangezicht voor, vel hem neder; bevrijd mijn ziel met Uw zwaard van den goddeloze;
14(16:14) от людей – рукою Твоею, Господи, от людей мира, которых удел в этой жизни, которых чрево Ты наполняешь из сокровищниц Твоих; сыновья их сыты и оставят остаток детям своим.
14Met Uw hand van de lieden, o HEERE! van de lieden, die van de wereld zijn, welker deel in dit leven is, welker buik Gij vervult met Uw verborgen schat; de kinderen worden verzadigd, en zij laten hun overschot hun kinderkens achter.
15(16:15) А я в правде буду взирать на лице Твое; пробудившись, буду насыщаться образом Твоим.
15Maar ik zal Uw aangezicht in gerechtigheid aanschouwen, ik zal verzadigd worden met Uw beeld, als ik zal opwaken.