1(17:1) Начальнику хора. Раба Господня Давида, который произнес слова песни сей к Господу, когда Господь избавил его от рук всех врагов егои от руки Саула. И он сказал: (17:2) Возлюблю тебя, Господи, крепость моя!
1Voor den opperzangmeester, een psalm van David, de knecht des HEEREN, die de woorden dezes lieds tot den HEERE gesproken heeft, ten dage, als de HEERE hem gered had uit de hand van al zijn vijanden, en uit de hand van Saul.
2(17:3) Господь – твердыня моя и прибежище мое, Избавитель мой, Бог мой, – скала моя; на Него я уповаю; щит мой, рог спасения моего и убежище мое.
2Hij zeide dan: Ik zal U hartelijk liefhebben, HEERE, mijn Sterkte!
3(17:4) Призову достопоклоняемого Господа и от врагов моих спасусь.
3De HEERE is mijn Steenrots, en mijn Burg, en mijn Uithelper; mijn God, mijn Rots, op Welken ik betrouw; mijn Schild, en de Hoorn mijns heils, mijn Hoog Vertrek.
4(17:5) Объяли меня муки смертные, и потоки беззакония устрашили меня;
4Ik riep den HEERE aan, Die te prijzen is, en werd verlost van mijn vijanden.
5(17:6) цепи ада облегли меня, и сети смерти опутали меня.
5Banden des doods hadden mij omvangen, en beken Belials verschrikten mij.
6(17:7) В тесноте моей я призвал Господа и к Богу моему воззвал. И Онуслышал от чертога Своего голос мой, и вопль мой дошел до слуха Его.
6Banden der hel omringden mij, strikken des doods bejegenden mij.
7(17:8) Потряслась и всколебалась земля, дрогнули и подвиглись основания гор, ибо разгневался Бог ;
7Als mij bange was, riep ik den HEERE aan, en riep tot mijn God; Hij hoorde mijn stem uit Zijn paleis, en mijn geroep voor Zijn aangezicht kwam in Zijn oren.
8(17:9) поднялся дым от гнева Его и из уст Его огонь поядающий; горячие угли сыпались от Него.
8Toen daverde en beefde de aarde, en de gronden der bergen beroerden zich en daverden, omdat Hij ontstoken was.
9(17:10) Наклонил Он небеса и сошел, – и мрак под ногами Его.
9Rook ging op van Zijn neus, en een vuur uit Zijn mond verteerde; kolen werden daarvan aangestoken.
10(17:11) И воссел на Херувимов и полетел, и понесся на крыльях ветра.
10En Hij boog den hemel, en daalde neder, en donkerheid was onder Zijn voeten.
11(17:12) И мрак сделал покровом Своим, сению вокруг Себя мрак вод, облаков воздушных.
11En Hij voer op een cherub, en vloog; ja, Hij vloog snellijk op de vleugelen des winds.
12(17:13) От блистания пред Ним бежали облака Его, град и угли огненные.
12Duisternis zette Hij tot Zijn verberging; rondom Hem was Zijn tent, duisterheid der wateren, wolken des hemels.
13(17:14) Возгремел на небесах Господь, и Всевышний дал глас Свой, град и угли огненные.
13Van den glans, die voor Hem was, dreven Zijn wolken daarhenen, hagel en vurige kolen.
14(17:15) Пустил стрелы Свои и рассеял их, множество молний, и рассыпал их.
14En de HEERE donderde in den hemel, en de Allerhoogste gaf Zijn stem, hagel en vurige kolen.
15(17:16) И явились источники вод, и открылись основания вселенной от грозного гласа Твоего, Господи, от дуновения духа гнева Твоего.
15En Hij zond Zijn pijlen uit, en verstrooide ze; en Hij vermenigvuldigde de bliksemen, en verschrikte ze.
16(17:17) Он простер руку с высоты и взял меня, и извлек меня извод многих;
16En de diepe kolken der wateren werden gezien, en de gronden der wereld werden ontdekt, van Uw schelden, o HEERE! van het geblaas des winds van Uw neus.
17(17:18) избавил меня от врага моего сильного и от ненавидящих меня,которые были сильнее меня.
17Hij zond van de hoogte, Hij nam mij, Hij trok mij op uit grote wateren.
18(17:19) Они восстали на меня в день бедствия моего, но Господь был мне опорою.
18Hij verloste mij van mijn sterken vijand, en van mijn haters, omdat zij machtiger waren dan ik.
19(17:20) Он вывел меня на пространное место и избавилменя, ибо Он благоволит ко мне.
19Zij hadden mij bejegend ten dage mijns ongevals; maar de HEERE was mij tot een Steunsel.
20(17:21) Воздал мне Господь по правде моей, по чистоте рук моих вознаградил меня,
20En Hij voerde mij uit in de ruimte, Hij rukte mij uit, want Hij had lust aan mij.
21(17:22) ибо я хранил пути Господни и не был нечестивым пред Богом моим;
21De HEERE vergold mij naar mijn gerechtigheid, Hij gaf mij weder naar de reinigheid mijner handen.
22(17:23) ибо все заповеди Его предо мною, и от уставов Его я не отступал.
22Want ik heb des HEEREN wegen gehouden, en ben van mijn God niet goddelooslijk afgegaan.
23(17:24) Я был непорочен пред Ним и остерегался, чтобы не согрешить мне;
23Want al Zijn rechten waren voor mij, en Zijn inzettingen deed ik niet van mij weg.
24(17:25) и воздал мне Господь по правде моей, по чистоте рук моих пред очами Его.
24Maar ik was oprecht bij Hem, en ik wachtte mij voor mijn ongerechtigheid.
25(17:26) С милостивым Ты поступаешь милостиво, с мужемискренним – искренно,
25Zo gaf mij de HEERE weder naar mijn gerechtigheid, naar de reinigheid mijner handen, voor Zijn ogen.
26(17:27) с чистым – чисто, а с лукавым – по лукавству его,
26Bij den goedertierene houdt Gij U goedertieren, bij den oprechten man houdt Gij U oprecht.
27(17:28) ибо Ты людей угнетенных спасаешь, а очи надменные унижаешь.
27Bij den reine houdt Gij U rein, maar bij den verkeerde bewijst Gij U een Worstelaar.
28(17:29) Ты возжигаешь светильник мой, Господи; Бог мой просвещает тьму мою.
28Want Gij verlost het bedrukte volk, maar de hoge ogen vernedert Gij.
29(17:30) С Тобою я поражаю войско, с Богом моим восхожу на стену.
29Want Gij doet mijn lamp lichten; de HEERE, mijn God, doet mijn duisternis opklaren.
30(17:31) Бог! – Непорочен путь Его, чисто слово Господа; щит Он для всех, уповающих на Него.
30Want met U loop ik door een bende, en met mijn God spring ik over een muur.
31(17:32) Ибо кто Бог, кроме Господа, и кто защита, кроме Бога нашего?
31Gods weg is volmaakt; de rede des HEEREN is doorlouterd; Hij is een Schild allen, die op Hem betrouwen.
32(17:33) Бог препоясывает меня силою и устрояет мне верный путь;
32Want wie is God, behalve de HEERE? En wie is een Rotssteen, dan alleen onze God?
33(17:34) делает ноги мои, как оленьи, и на высотах моих поставляетменя;
33Het is God, Die mij met kracht omgordt; en Hij heeft mijn weg volkomen gemaakt.
34(17:35) научает руки мои брани, и мышцы мои сокрушают медный лук.
34Hij maakt mijn voeten gelijk als der hinden, en Hij stelt mij op mijn hoogten.
35(17:36) Ты дал мне щит спасения Твоего, и десница Твоя поддерживаетменя, и милость Твоя возвеличивает меня.
35Hij leert mijn handen ten strijde, zodat een stalen boog met mijn armen verbroken is.
36(17:37) Ты расширяешь шаг мой подо мною, и не колеблются ноги мои.
36Ook hebt Gij mij het schild Uws heils gegeven, en Uw rechterhand heeft mij ondersteund, en Uw zachtmoedigheid heeft mij groot gemaakt.
37(17:38) Я преследую врагов моих и настигаю их, и не возвращаюсь, доколе не истреблю их;
37Gij hebt mijn voetstap ruim gemaakt onder mij, en mijn enkelen hebben niet gewankeld.
38(17:39) поражаю их, и они не могут встать, падаютпод ноги мои,
38Ik vervolgde mijn vijanden, en trof hen aan; en ik keerde niet weder, totdat ik hen verdaan had.
39(17:40) ибо Ты препоясал меня силою для войны и низложил под ноги мои восставших на меня;
39Ik doorstak hen, dat zij niet weder konden opstaan; zij vielen onder mijn voeten.
40(17:41) Ты обратил ко мне тыл врагов моих, и я истребляю ненавидящих меня:
40Want Gij omgorddet mij met kracht ten strijde; Gij deedt onder mij nederbukken, die tegen mij opstonden.
41(17:42) они вопиют, но нет спасающего; ко Господу, – но Он не внемлетим;
41En Gij gaaft mij den nek mijner vijanden, en mijn haters, die vernielde ik.
42(17:43) я рассеваю их, как прах пред лицем ветра, как уличную грязьпопираю их.
42Zij riepen, maar er was geen verlosser; tot den HEERE, maar Hij antwoordde hun niet.
43(17:44) Ты избавил меня от мятежа народа, поставил меня главоюиноплеменников; народ, которого я не знал, служит мне;
43Toen vergruisde ik hen als stof voor den wind; ik ruimde hen weg als slijk der straten.
44(17:45) по одному слуху о мне повинуются мне; иноплеменники ласкательствуют предо мною;
44Gij hebt mij uitgeholpen van de twisten des volks; Gij hebt mij gesteld tot een hoofd der heidenen; het volk, dat ik niet kende, heeft mij gediend.
45(17:46) иноплеменники бледнеют и трепещут в укреплениях своих.
45Zo haast als hun oor van mij hoorde, hebben zij mij gehoorzaamd; vreemden hebben zich mij geveinsdelijk onderworpen.
46(17:47) Жив Господь и благословен защитник мой! Да будет превознесен Бог спасения моего,
46Vreemden zijn vervallen, en hebben gesidderd uit hun sloten.
47(17:48) Бог, мстящий за меня и покоряющий мне народы,
47De HEERE leeft, en geloofd zij mijn Rotssteen, en verhoogd zij de God mijns heils!
48(17:49) и избавляющий меня от врагов моих! Ты вознес меня над восстающими против меня и от человека жестокого избавил меня.
48De God, Die mij volkomen wraak geeft, en de volken onder mij brengt;
49(17:50) За то буду славить Тебя, Господи, между иноплеменниками и будупеть имени Твоему,
49Die mij uithelpt van mijn vijanden; ja, Gij verhoogt mij boven degenen, die tegen mij opstaan; Gij redt mij van den man des gewelds.
50(17:51) величественно спасающий царя и творящий милость помазаннику Твоему Давиду и потомству его во веки.
50Daarom zal ik U, o HEERE! loven onder de heidenen; en Uw Naam zal ik psalmzingen; [ (Psalms 18:51) Die de verlossingen Zijns konings groot maakt, en goedertierenheid doet aan Zijn gezalfde, aan David en aan zijn zaad tot in eeuwigheid. ]