1(36:1) Псалом Давида. Не ревнуй злодеям, не завидуй делающим беззаконие,
1Een psalm van David. Aleph. Ontsteek u niet over de boosdoeners; benijd hen niet, die onrecht doen.
2(36:2) ибо они, как трава, скоро будут подкошены и, какзеленеющий злак, увянут.
2Want als gras zullen zij haast worden afgesneden, en als de groene grasscheutjes zullen zij afvallen.
3(36:3) Уповай на Господа и делай добро; живи на земле и храни истину.
3Beth. Vertrouw op den HEERE, en doe het goede; bewoon de aarde, en voed u met getrouwigheid.
4(36:4) Утешайся Господом, и Он исполнит желания сердца твоего.
4En verlustig u in den HEERE, zo zal Hij u geven de begeerten uws harten.
5(36:5) Предай Господу путь твой и уповай на Него, и Он совершит,
5Gimel. Wentel uw weg op den HEERE, en vertrouw op Hem; Hij zal het maken;
6(36:6) и выведет, как свет, правду твою и справедливость твою, как полдень.
6En zal uw gerechtigheid doen voortkomen als het licht, en uw recht als den middag.
7(36:7) Покорись Господу и надейся на Него. Не ревнуй успевающему в пути своем, человеку лукавствующему.
7Daleth. Zwijg den HEERE, en verbeid Hem; ontsteek u niet over dengene, wiens weg voorspoedig is; over een man, die listige aanslagen uitvoert.
8(36:8) Перестань гневаться и оставь ярость; не ревнуй до того, чтобы делать зло,
8He. Laat af van toorn, en verlaat de grimmigheid; ontsteek u niet, immers niet, om kwaad te doen.
9(36:9) ибо делающие зло истребятся, уповающие же на Господа наследуют землю.
9Want de boosdoeners zullen uitgeroeid worden, maar die den HEERE verwachten, die zullen de aarde erfelijk bezitten.
10(36:10) Еще немного, и не станет нечестивого; посмотришь на его место, и нет его.
10Vau. En nog een weinig, en de goddeloze zal er niet zijn; en gij zult acht nemen op zijn plaats, maar hij zal er niet wezen.
11(36:11) А кроткие наследуют землю и насладятся множеством мира.
11De zachtmoedigen daarentegen zullen de aarde erfelijk bezitten, en zich verlustigen over groten vrede.
12(36:12) Нечестивый злоумышляет против праведника и скрежещет на него зубами своими:
12Zain. De goddeloze bedenkt listige aanslagen tegen den rechtvaardige, en hij knerst over hem met zijn tanden.
13(36:13) Господь же посмевается над ним, ибо видит, что приходит день его.
13De Heere belacht hem, want Hij ziet, dat zijn dag komt.
14(36:14) Нечестивые обнажают меч и натягивают лук свой, чтобы низложить бедного и нищего, чтобы пронзить идущих прямым путем:
14Cheth. De goddelozen hebben het zwaard uitgetrokken, en hun boog gespannen, om den ellendige en nooddruftige neder te vellen, om te slachten, die oprecht van weg zijn.
15(36:15) меч их войдет в их же сердце, и луки их сокрушатся.
15Hun zwaard zal in hunlieder hart gaan; en hun bogen zullen verbroken worden.
16(36:16) Малое у праведника – лучше богатства многих нечестивых,
16Teth. Het weinige, dat de rechtvaardige heeft, is beter dan de overvloed veler goddelozen.
17(36:17) ибо мышцы нечестивых сокрушатся, а праведников подкрепляетГосподь.
17Want de armen der goddelozen zullen verbroken worden; maar de HEERE ondersteunt de rechtvaardigen.
18(36:18) Господь знает дни непорочных, и достояние их пребудет вовек:
18Jod. De HEERE kent de dagen der oprechten; en hun erfenis zal in eeuwigheid blijven.
19(36:19) не будут они постыжены во время лютое и во дни голода будут сыты;
19Zij zullen niet beschaamd worden in den kwade tijd, en in de dagen des hongers zullen zij verzadigd worden.
20(36:20) а нечестивые погибнут, и враги Господни, как тук агнцев, исчезнут, в дыме исчезнут.
20Caph. Maar de goddelozen zullen vergaan, en de vijanden des HEEREN zullen verdwijnen, als het kostelijkste der lammeren; met den rook zullen zij verdwijnen.
21(36:21) Нечестивый берет взаймы и не отдает, а праведник милует и дает,
21Lamed. De goddeloze ontleent en geeft niet weder; maar de rechtvaardige ontfermt zich, en geeft.
22(36:22) ибо благословенные Им наследуют землю, а проклятые Им истребятся.
22Want zijn gezegenden zullen de aarde erfelijk bezitten; maar zijn vervloekten zullen uitgeroeid worden.
23(36:23) Господом утверждаются стопы такого человека, и Он благоволит к пути его:
23Mem. De gangen deszelven mans worden van den HEERE bevestigd; en Hij heeft lust aan zijn weg.
24(36:24) когда он будет падать, не упадет, ибо Господь поддерживает его за руку.
24Als hij valt, zo wordt hij niet weggeworpen, want de HEERE ondersteunt zijn hand.
25(36:25) Я был молод и состарился, и не видал праведника оставленным и потомков его просящими хлеба:
25Nun. Ik ben jong geweest, ook ben ik oud geworden, maar heb niet gezien den rechtvaardige verlaten, noch zijn zaad zoekende brood.
26(36:26) он всякий день милует и взаймы дает, и потомство его в благословение будет.
26Den gansen dag ontfermt hij zich, en leent; en zijn zaad is tot zegening.
27(36:27) Уклоняйся от зла, и делай добро, и будешь жить вовек:
27Samech. Wijk af van het kwade, en doe het goede, en woon in eeuwigheid.
28(36:28) ибо Господь любит правду и не оставляет святых Своих; вовек сохранятся они; и потомство нечестивых истребится.
28Want de HEERE heeft het recht lief, en zal Zijn gunstgenoten niet verlaten; in eeuwigheid worden zij bewaard; maar het zaad der goddelozen wordt uitgeroeid.
29(36:29) Праведники наследуют землю и будут жить на ней вовек.
29De rechtvaardigen zullen de aarde erfelijk bezitten, en in eeuwigheid daarop wonen.
30(36:30) Уста праведника изрекают премудрость, и язык его произносит правду.
30Pe. De mond des rechtvaardigen vermeldt wijsheid, en zijn tong spreekt het recht.
31(36:31) Закон Бога его в сердце у него; не поколеблются стопы его.
31De wet zijns Gods is in zijn hart; zijn gangen zullen niet slibberen.
32(36:32) Нечестивый подсматривает за праведником и ищет умертвить его;
32Tsade. De goddeloze loert op den rechtvaardige, en zoekt hem te doden.
33(36:33) но Господь не отдаст его в руки его и не допустит обвинить его, когда он будет судим.
33Maar de HEERE laat hem niet in zijn hand; en Hij verdoemt hem niet, als hij geoordeeld wordt.
34(36:34) Уповай на Господа и держись пути Его: и Он вознесет тебя, чтобы ты наследовал землю; и когда будут истребляемынечестивые, ты увидишь.
34Koph. Wacht op den HEERE, en houd Zijn weg, en Hij zal u verhogen, om de aarde erfelijk te bezitten; gij zult zien, dat de goddelozen worden uitgeroeid.
35(36:35) Видел я нечестивца грозного, расширявшегося, подобно укоренившемуся многоветвистому дереву;
35Resch. Ik heb gezien een gewelddrijvende goddeloze, die zich uitbreidde als een groene inlandse boom.
36(36:36) но он прошел, и вот нет его; ищу его и не нахожу.
36Maar hij ging door, en zie, hij was er niet meer; en ik zocht hem, maar hij werd niet gevonden.
37(36:37) Наблюдай за непорочным и смотри на праведного, ибо будущность такого человека есть мир;
37Schin. Let op den vrome, en zie naar den oprechte; want het einde van dien man zal vrede zijn.
38(36:38) а беззаконники все истребятся; будущность нечестивых погибнет.
38Maar de overtreders worden te zamen verdelgd. het einde der goddelozen wordt uitgeroeid.
39(36:39) От Господа спасение праведникам, Он – защита их во время скорби;
39Thau. Doch het heil der rechtvaardigen is van den HEERE; hun Sterkte ter tijd van benauwdheid.
40(36:40) и поможет им Господь и избавит их; избавит их от нечестивых и спасет их, ибо они на Него уповают.
40En de HEERE zal hen helpen, en zal hen bevrijden; Hij zal ze bevrijden van de goddelozen, en zal ze behouden; want zij betrouwen op Hem.