1Начальнику хора. На духовых орудиях . Псалом Давида. (5:2) Услышь, Господи, слова мои, уразумей помышления мои.
1Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op de Nechiloth.
2(5:3) Внемли гласу вопля моего, Царь мой и Бог мой! ибо я к Тебе молюсь.
2O HEERE, neem mijn redenen ter ore; versta mijn overdenking.
3(5:4) Господи! рано услышь голос мой, – рано предстану пред Тобою, и буду ожидать,
3Merk op de stem mijns geroeps, o mijn Koning en mijn God! Want tot U zal ik bidden.
4(5:5) ибо Ты Бог, не любящий беззакония; у Тебя не водворится злой;
4Des morgens, HEERE, zult Gij mijn stem horen; des morgens zal ik mij tot U schikken, en wacht houden.
5(5:6) нечестивые не пребудут пред очами Твоими: Ты ненавидишь всех,делающих беззаконие.
5Want Gij zijt geen God, Die lust heeft aan goddeloosheid; de boze zal bij U niet verkeren.
6(5:7) Ты погубишь говорящих ложь; кровожадного и коварного гнушается Господь.
6De onzinnigen zullen voor Uw ogen niet bestaan; Gij haat alle werkers der ongerechtigheid.
7(5:8) А я, по множеству милости Твоей, войду в дом Твой, поклонюсьсвятому храму Твоему в страхе Твоем.
7Gij zult de leugensprekers verdoen; van den man des bloeds en des bedrogs heeft de HEERE een gruwel.
8(5:9) Господи! путеводи меня в правде Твоей, ради врагов моих; уровняй предо мною путь Твой.
8Maar ik zal door de grootheid Uwer goedertierenheid in Uw huis ingaan; ik zal mij buigen naar het paleis Uwer heiligheid, in Uw vreze.
9(5:10) Ибо нет в устах их истины: сердце их – пагуба, гортань их – открытый гроб, языком своим льстят.
9HEERE! Leid mij in Uw gerechtigheid, om mijner verspieders wil; richt Uw weg voor mijn aangezicht.
10(5:11) Осуди их, Боже, да падут они от замыслов своих; по множествунечестия их, отвергни их, ибо они возмутились против Тебя.
10Want in hun mond is niets rechts, hun binnenste is enkel verderving, hun keel is een open graf, met hun tong vleien zij.
11(5:12) И возрадуются все уповающие на Тебя, вечно будут ликовать, и Тыбудешь покровительствовать им; и будут хвалиться Тобою любящие имя Твое.
11Verklaar hen schuldig, o God; laat hen vervallen van hun raadslagen; drijf hen henen om de veelheid hunner overtredingen, want zij zijn wederspannig tegen U.
12(5:13) Ибо Ты благословляешь праведника, Господи; благоволением, как щитом, венчаешь его.
12Maar laat verblijd zijn allen, die op U betrouwen, tot in eeuwigheid; laat hen juichen, omdat Gij hen overdekt; en laat in U van vreugde opspringen, die Uw Naam liefhebben. [ (Psalms 5:13) Want Gij, HEERE, zult den rechtvaardige zegenen; Gij zult hem met goedgunstigheid kronen, als met een rondas. ]