1(67:1) Начальнику хора. Псалом Давида. Песнь. (67:2) Да восстанет Бог, и расточатся враги Его, и да бегут от лица Его ненавидящие Его.
1Een psalm, een lied van David, voor den opperzangmeester.
2(67:3) Как рассеивается дым, Ты рассей их; как тает воск от огня, так нечестивые да погибнут от лица Божия.
2God zal opstaan, Zijn vijanden zullen verstrooid worden, en Zijn haters zullen van Zijn aangezicht vlieden.
3(67:4) А праведники да возвеселятся, да возрадуются пред Богом ивосторжествуют в радости.
3Gij zult hen verdrijven, gelijk rook verdreven wordt; gelijk was voor het vuur smelt, zullen de goddelozen vergaan van Gods aangezicht.
4(67:5) Пойте Богу нашему, пойте имени Его, превозносите Шествующего на небесах; имя Ему: Господь, и радуйтесь пред лицем Его.
4Maar de rechtvaardigen zullen zich verblijden; zij zullen van vreugde opspringen voor Gods aangezicht, en van blijdschap vrolijk zijn.
5(67:6) Отец сирот и судья вдов Бог во святом Своем жилище.
5Zingt Gode, psalmzingt Zijn Naam; hoogt de wegen voor Dien, Die in de vlakken velden rijdt, omdat Zijn Naam is HEERE; en springt op van vreugde voor Zijn aangezicht.
6(67:7) Бог одиноких вводит в дом, освобождает узников от оков, а непокорные остаются в знойной пустыне.
6Hij is een Vader der wezen, en een Rechter der weduwen; God, in de woonstede Zijner heiligheid.
7(67:8) Боже! когда Ты выходил пред народом Твоим, когда Ты шествовалпустынею,
7Een God, Die de eenzamen zet in een huisgezin, uitvoert, die in boeien gevangen zijn; maar de afvalligen wonen in het dorre.
8(67:9) земля тряслась, даже небеса таяли от лица Божия, и этот Синай – от лица Бога, Бога Израилева.
8O God! toen Gij voor het aangezicht Uws volks uittoogt, toen Gij daarhenen tradt in de woestijn; Sela.
9(67:10) Обильный дождь проливал Ты, Боже, на наследие Твое, и когда оно изнемогало от труда, Ты подкреплял его.
9Daverde de aarde, ook dropen de hemelen voor Gods aanschijn; zelfs deze Sinai, voor het aanschijn Gods, des Gods van Israel.
10(67:11) Народ Твой обитал там; по благости Твоей, Боже, Ты готовил необходимое для бедного.
10Gij hebt zeer milden regen doen druipen, o God! en Gij hebt Uw erfenis gesterkt, als zij mat was geworden.
11(67:12) Господь даст слово: провозвестниц великое множество.
11Uw hoop woonde daarin; Gij bereiddet ze door Uw goedheid voor den ellendige, o God!
12(67:13) Цари воинств бегут, бегут, а сидящая домаделит добычу.
12De HEERE gaf te spreken; der boodschappers van goede tijdingen was een grote heirschaar.
13(67:14) Расположившись в уделах своих , вы стали, как голубица, которой крылья покрыты серебром, а перья чистым золотом:
13De koningen der heirscharen vloden weg, zij vloden weg; en zij, die te huis bleef, deelde den roof uit.
14(67:15) когда Всемогущий рассеял царей на сей земле , она забелела, как снег наСелмоне.
14Al laagt gijlieden tussen twee rijen van stenen, zo zult gij toch worden als vleugelen ener duive, overdekt met zilver, en welker vederen zijn met uitgegraven geluwen goud.
15(67:16) Гора Божия – гора Васанская! гора высокая – гора Васанская!
15Als de Almachtige de koningen daarin verstrooide, werd zij sneeuwwit als op Zalmon.
16(67:17) что вы завистливо смотрите, горы высокие, на гору, на которой Бог благоволит обитать и будет Господьобитать вечно?
16De berg Basan is een berg Gods; de berg Basan is een bultige berg.
17(67:18) Колесниц Божиих тьмы, тысячи тысяч; среди их Господь на Синае,во святилище.
17Waarom springt gij op, gij bultige bergen? Deze berg heeft God begeerd tot Zijn woning; ook zal er de HEERE wonen in eeuwigheid.
18(67:19) Ты восшел на высоту, пленил плен, принялдары для человеков, так чтоб и из противящихся могли обитать у Господа Бога.
18Gods wagenen zijn tweemaal tien duizend, de duizenden verdubbeld. De Heere is onder hen, een Sinai in heiligheid!
19(67:20) Благословен Господь всякий день. Бог возлагаетна нас бремя, но Он же и спасает нас.
19Gij zijt opgevaren in de hoogte; Gij hebt de gevangenis gevankelijk gevoerd; Gij hebt gaven genomen om uit te delen onder de mensen; ja, ook de wederhorigen om bij U te wonen, o HEERE God!
20(67:21) Бог для нас – Бог во спасение; во власти Господа Вседержителя врата смерти.
20Geloofd zij de HEERE; dag bij dag overlaadt Hij ons. Die God is onze Zaligheid. Sela.
21(67:22) Но Бог сокрушит голову врагов Своих, волосатое темя закоснелого в своих беззакониях.
21Die God is ons een God van volkomene Zaligheid; en bij den HEERE, den Heere, zijn uitkomsten tegen den dood.
22(67:23) Господь сказал: „от Васана возвращу, выведуиз глубины морской,
22Voorzeker zal God den kop Zijner vijanden verslaan, den harigen schedel desgenen, die in zijn schulden wandelt.
23(67:24) чтобы ты погрузил ногу твою, как и псы твои язык свой, в крови врагов".
23De Heere heeft gezegd: Ik zal wederbrengen uit Basan; Ik zal wederbrengen uit de diepten der zee;
24(67:25) Видели шествие Твое, Боже, шествие Бога моего, Царя моего восвятыне:
24Opdat gij uw voet, ja, de tong uwer honden, moogt steken in het bloed van de vijanden, van een iegelijk van hen.
25(67:26) впереди шли поющие, позадииграющие на орудиях, в средине девы стимпанами:
25O God! zij hebben Uw gangen gezien, de gangen mijns Gods, mijns Konings, in het heiligdom.
26(67:27) „в собраниях благословите Бога Господа , вы – от семени Израилева!"
26De zangers gingen voor, de speellieden achter, in het midden de trommelende maagden.
27(67:28) Там Вениамин младший – князь их; князья Иудины – владыки их,князья Завулоновы, князья Неффалимовы.
27Looft God in de gemeenten, den Heere, gij, die zijt uit den springader van Israel!
28(67:29) Бог твой предназначил тебе силу. Утверди, Боже, то, что Ты соделал для нас!
28Daar is Benjamin de kleine, die over hen heerste, de vorsten van Juda, met hun vergadering, de vorsten van Zebulon, de vorsten van Nafthali.
29(67:30) Ради храма Твоего в Иерусалиме цари принесут Тебе дары.
29Uw God heeft uw sterkte geboden; sterk, o God, wat Gij aan ons gewrocht hebt!
30(67:31) Укроти зверя в тростнике, стадо волов среди тельцов народов, хвалящихся слитками серебра; рассыпь народы, желающие браней.
30Om Uws tempels wil te Jeruzalem, zullen U de koningen geschenk toebrengen.
31(67:32) Придут вельможи из Египта; Ефиопия прострет руки свои к Богу.
31Scheld het wild gedierte des riets, de vergadering der stieren met de kalveren der volken; en dien, die zich onderwerpt met stukken zilvers; Hij heeft de volken verstrooid, die lust hebben in oorlogen.
32(67:33) Царства земные! пойте Богу, воспевайте Господа,
32Prinselijke gezanten zullen komen uit Egypte; Morenland zal zich haasten zijn handen tot God uit te strekken.
33(67:34) шествующего на небесах небес от века. Вот, Он дает гласу Своему глас силы.
33Gij koninkrijken der aarde, zingt Gode; psalmzingt den Heere! Sela.
34(67:35) Воздайте славу Богу! величие Его – над Израилем, и могуществоЕго – на облаках.
34Dien, Die daar rijdt in den hemel der hemelen, Die van ouds is; ziet, Hij geeft Zijn stem, een stem der sterkte.
35(67:36) Страшен Ты, Боже, во святилище Твоем. Бог Израилев – Он дает силу и крепость народу Своему . Благословен Бог!
35Geeft Gode sterkte! Zijn hoogheid is over Israel, en Zijn sterkte in de bovenste wolken. [ (Psalms 68:36) O God! Gij zijt vreselijk uit Uw heiligdommen; de God Israels, Die geeft den volke sterkte en krachten. Geloofd zij God! ]