1(68:1) Начальнику хора. На Шошанниме. Псалом Давида. (68:2) Спаси меня, Боже, ибо воды дошли до души моей .
1Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op Schoschannim.
2(68:3) Я погряз в глубоком болоте, и не на чем стать; вошел во глубину вод, и быстрое течение их увлекает меня.
2Verlos mij, o God! want de wateren zijn gekomen tot aan de ziel.
3(68:4) Я изнемог от вопля, засохла гортань моя, истомились глаза мои от ожидания Бога моего .
3Ik ben gezonken in grondeloze modder, waar men niet kan staan; ik ben gekomen in de diepten der wateren, en de vloed overstroomt mij.
4(68:5) Ненавидящих меня без вины больше, нежели волос на голове моей; враги мои, преследующие меня несправедливо, усилились;чего я не отнимал, то должен отдать.
4Ik ben vermoeid van mijn roepen, mijn keel is ontstoken, mijn ogen zijn bezweken, daar ik ben hopende op mijn God.
5(68:6) Боже! Ты знаешь безумие мое, и грехи мои не сокрыты от Тебя.
5Die mij zonder oorzaak haten, zijn meer dan de haren mijns hoofds; die mij zoeken te vernielen, die mij om valse oorzaken vijand zijn, zijn machtig geworden; wat ik niet geroofd heb, moet ik alsdan wedergeven.
6(68:7) Да не постыдятся во мне все, надеющиеся на Тебя, Господи, Боже сил. Да не посрамятся во мне ищущие Тебя, Боже Израилев,
6O God! Gij weet van mijn dwaasheid, en mijn schulden zijn voor U niet verborgen.
7(68:8) ибо ради Тебя несу я поношение, и бесчестием покрывают лицемое.
7Laat hen door mij niet beschaamd worden, die U verwachten, o Heere, HEERE der heirscharen, laat hen door mij niet te schande worden, die U zoeken, o God Israels!
8(68:9) Чужим стал я для братьев моих и посторонним для сынов матери моей,
8Want om Uwentwil draag ik versmaadheid; schande heeft mijn aangezicht bedekt.
9(68:10) ибо ревность по доме Твоем снедает меня, и злословия злословящих Тебя падают на меня;
9Ik ben mijn broederen vreemd geworden, en onbekend aan mijner moeders kinderen.
10(68:11) и плачу, постясь душею моею, и это ставят в поношение мне;
10Want de ijver van Uw huis heeft mij verteerd; en de smaadheden dergenen, die U smaden, zijn op mij gevallen.
11(68:12) и возлагаю на себя вместо одежды вретище, – и делаюсь для них притчею;
11En ik heb geweend in het vasten mijner ziel; maar het is mij geworden tot allerlei smaad.
12(68:13) о мне толкуют сидящие у ворот, и поют в песнях пьющие вино.
12En ik heb een zak tot mijn kleed aangedaan; maar ik ben hun tot een spreekwoord geworden.
13(68:14) А я с молитвою моею к Тебе, Господи; во время благоугодное, Боже, по великойблагости Твоей услышь меня в истине спасения Твоего;
13Die in de poort zitten, klappen van mij; en ik ben een snarenspel dergenen, die sterken drank drinken.
14(68:15) извлеки меня из тины, чтобы не погрязнуть мне; да избавлюсь отненавидящих меня и от глубоких вод;
14Maar mij aangaande, mijn gebed is tot U, o HEERE; er is een tijd des welbehagens, o God! door de grootheid Uwer goedertierenheid; verhoor mij door de getrouwheid Uws heils.
15(68:16) да не увлечет меня стремление вод, да не поглотит меня пучина, да не затворит надо мною пропасть зева своего.
15Ruk mij uit het slijk, en laat mij niet verzinken; laat mij gered worden van mijn haters, en uit de diepten der wateren.
16(68:17) Услышь меня, Господи, ибо блага милость Твоя; по множеству щедрот Твоих призри на меня;
16Laat de watervloed mij niet overstromen, en laat de diepte mij niet verslinden; en laat den put zijn mond over mij niet toesluiten.
17(68:18) не скрывай лица Твоего от раба Твоего, ибо я скорблю; скороуслышь меня;
17Verhoor mij, o HEERE, want Uw goedertierenheid is goed; zie mij aan naar de grootheid Uwer barmhartigheden.
18(68:19) приблизься к душе моей, избавь ее; ради врагов моих спаси меня.
18En verberg Uw aangezicht niet van Uw knecht, want mij is bange; haast U, verhoor mij.
19(68:20) Ты знаешь поношение мое, стыд мой и посрамление мое: враги моивсе пред Тобою.
19Nader tot mijn ziel, bevrijd ze; verlos mij om mijner vijanden wil.
20(68:21) Поношение сокрушило сердце мое, и я изнемог, ждал сострадания, но нет его, – утешителей, но не нахожу.
20Gij weet mijn versmaadheid, en mijn schaamte, en mijn schande; al mijn benauwers zijn voor U.
21(68:22) И дали мне в пищу желчь, и в жажде моей напоили меня уксусом.
21De versmaadheid heeft mijn hart gebroken, en ik ben zeer zwak; en ik heb gewacht naar medelijden, maar er is geen; en naar vertroosters, maar heb ze niet gevonden.
22(68:23) Да будет трапеза их сетью им, и мирное пиршество их – западнею;
22Ja, zij hebben mij gal tot mijn spijs gegeven; en in mijn dorst hebben zij mij edik te drinken gegeven.
23(68:24) да помрачатся глаза их, чтоб им не видеть, и чресла их расслабь навсегда;
23Hun tafel worde voor hun aangezicht tot een strik, en tot volle vergelding tot een valstrik.
24(68:25) излей на них ярость Твою, и пламень гнева Твоего да обыметих;
24Laat hun ogen duister worden, dat zij niet zien; en doe hun lenden gedurig waggelen.
25(68:26) жилище их да будет пусто, и в шатрах их да небудет живущих,
25Stort over hen Uw gramschap uit; en de hittigheid Uws toorns grijpe hen aan.
26(68:27) ибо, кого Ты поразил, они еще преследуют, и страдания уязвленных Тобоюумножают.
26Hun paleis zij verwoest; in hun tenten zij geen inwoner.
27(68:28) Приложи беззаконие к беззаконию их, и да не войдут они в правду Твою;
27Want zij vervolgen, dien Gij geslagen hebt; en maken een praat van de smart Uwer verwonden.
28(68:29) да изгладятся они из книги живых и с праведниками да не напишутся.
28Doe misdaad tot hun misdaad, en laat hen niet komen tot Uw gerechtigheid.
29(68:30) А я беден и страдаю; помощь Твоя, Боже, да восставит меня.
29Laat hen uitgedelgd worden uit het boek des levens, en met de rechtvaardigen niet aangeschreven worden.
30(68:31) Я буду славить имя Бога моего в песни, буду превозносить Его в славословии,
30Doch ik ben ellendig en in smart; Uw heil, o God! zette mij in een hoog vertrek.
31(68:32) и будет это благоугоднее Господу, нежели вол,нежели телец с рогами и с копытами.
31Ik zal Gods Naam prijzen met gezang, en Hem met dankzegging grootmaken.
32(68:33) Увидят это страждущие и возрадуются. И оживет сердце ваше, ищущие Бога,
32En het zal den HEERE aangenamer zijn dan een os, of een gehoornde var, die de klauwen verdeelt.
33(68:34) ибо Господь внемлет нищим и не пренебрегает узников Своих.
33De zachtmoedigen, dit gezien hebbende, zullen zich verblijden; en gij, die God zoekt, ulieder hart zal leven.
34(68:35) Да восхвалят Его небеса и земля, моря и все движущееся в них;
34Want de HEERE hoort de nooddruftigen, en Hij veracht Zijn gevangenen niet.
35(68:36) ибо спасет Бог Сион, создаст города Иудины, и поселятся там и наследуют его,
35Dat Hem prijzen de hemel en de aarde, de zeeen, en al wat daarin wriemelt.
36(68:37) и потомство рабов Его утвердится в нем, и любящие имя Его будут поселяться на нем.
36Want God zal Sion verlossen, en de steden van Juda bouwen; en aldaar zullen zij wonen, en haar erfelijk bezitten; [ (Psalms 69:37) En het zaad Zijner knechten zal haar beerven; en de liefhebbers Zijns Naams zullen daarin wonen. ]