1Give thanks to Yahweh, “Yahweh” is God’s proper Name, sometimes rendered “LORD” (all caps) in other translations. for he is good, for his loving kindness endures forever.
1Looft den HEERE, want Hij is goed; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
2Let the redeemed by Yahweh say so, whom he has redeemed from the hand of the adversary,
2Dat zulks de bevrijden des HEEREN zeggen, die Hij van de hand der wederpartijders bevrijd heeft.
3And gathered out of the lands, from the east and from the west, from the north and from the south.
3En die Hij uit de landen verzameld heeft, van het oosten en van het westen, van het noorden en van de zee.
4They wandered in the wilderness in a desert way. They found no city to live in.
4Die in de woestijn dwaalden, in een weg der wildernis, die geen stad ter woning vonden;
5Hungry and thirsty, their soul fainted in them.
5Zij waren hongerig, ook dorstig; hun ziel was in hen overstelpt.
6Then they cried to Yahweh in their trouble, and he delivered them out of their distresses,
6Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, heeft Hij hen gered uit hun angsten;
7he led them also by a straight way, that they might go to a city to live in.
7En Hij leidde hen op een rechten weg, om te gaan tot een stad ter woning.
8Let them praise Yahweh for his loving kindness, for his wonderful works to the children of men!
8Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen.
9For he satisfies the longing soul. He fills the hungry soul with good.
9Want Hij heeft de dorstige ziel verzadigd, en de hongerige ziel met goed vervuld;
10Some sat in darkness and in the shadow of death, being bound in affliction and iron,
10Die in duisternis en de schaduw des doods zaten, gebonden met verdrukking en ijzer;
11because they rebelled against the words of God The Hebrew word rendered “God” is “Elohim.” , and condemned the counsel of the Most High.
11Omdat zij wederspannig waren geweest tegen Gods geboden, en den raad des Allerhoogsten onwaardiglijk verworpen hadden.
12Therefore he brought down their heart with labor. They fell down, and there was none to help.
12Waarom Hij hun het hart door zwarigheid vernederd heeft; zij zijn gestruikeld, en er was geen helper.
13Then they cried to Yahweh in their trouble, and he saved them out of their distresses.
13Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten.
14He brought them out of darkness and the shadow of death, and broke their bonds in sunder.
14Hij voerde hen uit de duisternis en de schaduw des doods, en Hij brak hun banden.
15Let them praise Yahweh for his loving kindness, for his wonderful works to the children of men!
15Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen;
16For he has broken the gates of brass, and cut through bars of iron.
16Want Hij heeft de koperen deuren gebroken, en de ijzeren grendelen in stukken gehouwen.
17Fools are afflicted because of their disobedience, and because of their iniquities.
17De zotten worden om den weg hunner overtreding, en om hun ongerechtigheden geplaagd;
18Their soul abhors all kinds of food. They draw near to the gates of death.
18Hun ziel gruwelde van alle spijze, en zij waren tot aan de poorten des doods gekomen.
19Then they cry to Yahweh in their trouble, he saves them out of their distresses.
19Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten.
20He sends his word, and heals them, and delivers them from their graves.
20Hij zond Zijn woord uit, en heelde hen, en rukte hen uit hun kuilen.
21Let them praise Yahweh for his loving kindness, for his wonderful works to the children of men!
21Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen.
22Let them offer the sacrifices of thanksgiving, and declare his works with singing.
22En dat zij lofofferen offeren, en met gejuich Zijn werken vertellen.
23Those who go down to the sea in ships, who do business in great waters;
23Die met schepen ter zee afvaren, handel doende op grote wateren;
24These see Yahweh’s works, and his wonders in the deep.
24Die zien de werken des HEEREN, en Zijn wonderwerken in de diepte.
25For he commands, and raises the stormy wind, which lifts up its waves.
25Als Hij spreekt, zo doet Hij een stormwind opstaan, die haar golven omhoog verheft.
26They mount up to the sky; they go down again to the depths. Their soul melts away because of trouble.
26Zij rijzen op naar den hemel; zij dalen neder tot in de afgronden; hun ziel versmelt van angst.
27They reel back and forth, and stagger like a drunken man, and are at their wits’ end.
27Zij dansen en waggelen als een dronken man, en al hun wijsheid wordt verslonden.
28Then they cry to Yahweh in their trouble, and he brings them out of their distress.
28Doch roepende tot den HEERE in de benauwdheid, die zij hadden, zo voerde Hij hen uit hun angsten.
29He makes the storm a calm, so that its waves are still.
29Hij doet de storm stilstaan, zodat hun golven stilzwijgen.
30Then they are glad because it is calm, so he brings them to their desired haven.
30Dan zijn zij verblijd, omdat zij gestild zijn, en dat Hij hen tot de haven hunner begeerte geleid heeft.
31Let them praise Yahweh for his loving kindness, for his wonderful works for the children of men!
31Laat hen voor den HEERE Zijn goedertierenheid loven, en Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen.
32Let them exalt him also in the assembly of the people, and praise him in the seat of the elders.
32En Hem verhogen in de gemeente des volks, en in het gestoelte der oudsten Hem roemen.
33He turns rivers into a desert, water springs into a thirsty ground,
33Hij stelt de rivieren tot een woestijn, en watertochten tot dorstig land.
34and a fruitful land into a salt waste, for the wickedness of those who dwell in it.
34Het vruchtbaar land tot zouten grond, om de boosheid dergenen, die daarin wonen.
35He turns a desert into a pool of water, and a dry land into water springs.
35Hij stelt de woestijn tot een waterpoel, en het dorre land tot watertochten.
36There he makes the hungry live, that they may prepare a city to live in,
36En Hij doet de hongerigen aldaar wonen, en zij stichten een stad ter woning;
37sow fields, plant vineyards, and reap the fruits of increase.
37En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen.
38He blesses them also, so that they are multiplied greatly. He doesn’t allow their livestock to decrease.
38En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet.
39Again, they are diminished and bowed down through oppression, trouble, and sorrow.
39Daarna verminderen zij, en komen ten onder, door verdrukking, kwaad en droefenis.
40He pours contempt on princes, and causes them to wander in a trackless waste.
40Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is.
41Yet he lifts the needy out of their affliction, and increases their families like a flock.
41Maar Hij brengt den nooddruftige uit de verdrukking in een hoog vertrek, en maakt de huisgezinnen als kudden.
42The upright will see it, and be glad. All the wicked will shut their mouths.
42De oprechten zien het, en zijn verblijd, maar alle ongerechtigheid stopt haar mond.
43Whoever is wise will pay attention to these things. They will consider the loving kindnesses of Yahweh.
43Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij verstandelijk letten op de goedertierenheden des HEEREN.