1感恩詩。全地應當向耶和華歡呼。(本節在《馬索拉抄本》包括細字標題)
1Een lofzang. Gij ganse aarde! juicht den HEERE.
2應當歡歡喜喜事奉耶和華,歡唱著到他的面前。
2Dient den HEERE met blijdschap, komt voor Zijn aanschijn met vrolijk gezang.
3要知道耶和華是 神;他創造了我們,我們是屬他的(“我們是屬他的”有古抄本作“不是我們自己”);我們是他的子民,也是他草場上的羊。
3Weet, dat de HEERE is God; Hij heeft ons gemaakt (en niet wij), Zijn volk en de schapen Zijner weide.
4應當充滿感恩進入他的殿門,滿口讚美進入他的院子;要感謝他,稱頌他的名。
4Gaat in tot Zijn poorten met lof, in Zijn voorhoven met lofgezang; looft Hem, prijst Zijn Naam.
5因為耶和華本是美善的,他的慈愛存到永遠,他的信實直到萬代。
5Want de HEERE is goed; Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid, en Zijn getrouwheid van geslacht tot geslacht.