1大衛的金詩,交給詩班長,調用“見證的百合花”,為教導用的,是在大衛與兩河之間的亞蘭,和瑣巴的亞蘭爭戰以後,並在約押歸回,在鹽谷中擊殺了一萬二千以東人以後作的。(本篇細字標題在《馬索拉抄本》為60:1~2) 神啊!你丟棄了我們,擊碎了我們;你曾向我們發怒,現在求你復興我們。
1Een gouden kleinood van David tot lering, voor den opperzangmeester, op Schusan Eduth;
2你使地震動、崩裂,求你修補裂縫,因為地正在搖動。
2Als hij gevochten had met de Syriers van Mesopotamie, en met de Syriers van Zoba; en Joab wederkwam, en de Edomieten sloeg in het Zoutdal, twaalf duizend.
3你使你的子民遇見艱苦;你使我們喝那令人東倒西歪的酒。
3O God! Gij hadt ons verstoten, Gij hadt ons gescheurd, Gij zijt toornig geweest; keer weder tot ons.
4你為敬畏你的人,豎起旗幟,使他們可以逃到那裡,躲避敵人的弓箭(“使他們可以逃到那裡,躲避敵人的弓箭”或譯:“可以為真理揚起來”)。(細拉)
4Gij hebt het land geschud, Gij hebt het gespleten; genees zijn breuken, want het wankelt.
5求你用右手拯救我們,應允我們,好使你所喜愛的人得拯救。
5Gij hebt Uw volk een harde zaak doen zien; Gij hebt ons gedrenkt met zwijmelwijn.
6 神在自己的聖所(“ 神在自己的聖所”或譯:“ 神指著自己的聖潔”)說:“我必誇勝,我必分開示劍,我必量度疏割谷。
6Maar nu hebt Gij dengenen, die U vrezen, een banier gegeven, om die op te werpen, vanwege de waarheid. Sela.
7基列是我的,瑪拿西是我的;以法蓮是我的頭盔;猶大是我的權杖。
7Opdat Uw beminden zouden bevrijd worden; geef heil door Uw rechterhand, en verhoor ons.
8摩押是我的洗腳盆;我要向以東拋鞋;我要因戰勝非利士歡呼(本句按照《馬索拉抄本》應作“非利士啊,你要因我的緣故歡呼”;現參照敘利亞抄本翻譯)。”
8God heeft gesproken in Zijn heiligdom; dies zal ik van vreugde opspringen; ik zal Sichem delen, en het dal van Sukkoth zal ik afmeten.
9誰能帶我進堅固城?誰能領我到以東地去呢?
9Gilead is mijn, en Manasse is mijn, en Efraim is de sterkte mijns hoofds; Juda is mijn wetgever.
10 神啊!你不是把我們丟棄了嗎? 神啊!你不和我們的軍隊一同出戰嗎?
10Moab is mijn waspot; op Edom zal ik mijn schoen werpen! juich over mij, o gij Palestina!
11求你幫助我們抵擋敵人,因為人的援助是沒有用的。
11Wie zal mij voeren in een vaste stad? Wie zal mij leiden tot in Edom?
12我們靠著 神奮勇作戰,因為他必踐踏我們的敵人。
12Zult Gij het niet zijn, o God! Die ons verstoten hadt, en niet uittoogt, o God! met onze heirkrachten? [ (Psalms 60:13) Geef Gij ons hulp uit de benauwdheid, want 's mensen heil is ijdelheid. ] [ (Psalms 60:14) In God zullen wij kloeke daden doen, en Hij zal onze wederpartijders vertreden. ]