¹How amiable are thy tabernacles, O LORD of hosts!

¹Voor den opperzangmeester, op de Gittith; een psalm, voor de kinderen van Korach.

²My soul longeth, yea, even fainteth for the courts of the LORD: my heart and my flesh crieth out for the living God.

²Hoe liefelijk zijn Uw woningen, o HEERE der heirscharen!

³Yea, the sparrow hath found an house, and the swallow a nest for herself, where she may lay her young, even thine altars, O LORD of hosts, my King, and my God.

³Mijn ziel is begerig, en bezwijkt ook van verlangen, naar de voorhoven des HEEREN; mijn hart en mijn vlees roepen uit tot den levenden God.

⁴Blessed are they that dwell in thy house: they will be still praising thee. Selah.

⁴Zelfs vindt de mus een huis, en de zwaluw een nest voor zich, waar zij haar jongen legt, bij Uw altaren, HEERE der heirscharen, mijn Koning, en mijn God!

⁵Blessed is the man whose strength is in thee; in whose heart are the ways of them.

⁵Welgelukzalig zijn zij, die in Uw huis wonen; zij prijzen U gestadiglijk. Sela.

⁶Who passing through the valley of Baca make it a well; the rain also filleth the pools.

⁶Welgelukzalig is de mens, wiens sterkte in U is, in welker hart de gebaande wegen zijn.

⁷They go from strength to strength, every one of them in Zion appeareth before God.

⁷Als zij door het dal der moerbezienbomen doorgaan, stellen zij Hem tot een fontein; ook zal de regen hen gans rijkelijk overdekken.

⁸O LORD God of hosts, hear my prayer: give ear, O God of Jacob. Selah.

⁸Zij gaan van kracht tot kracht; een iegelijk van hen zal verschijnen voor God in Sion.

⁹Behold, O God our shield, and look upon the face of thine anointed.

⁹HEERE, God der heirscharen! hoor mijn gebed; neem het ter oren, o God van Jakob! Sela.

¹⁰For a day in thy courts is better than a thousand. I had rather be a doorkeeper in the house of my God, than to dwell in the tents of wickedness.

¹⁰O God, ons Schild! zie, en aanschouw het aangezicht Uws gezalfden.

¹¹For the LORD God is a sun and shield: the LORD will give grace and glory: no good thing will he withhold from them that walk uprightly.

¹¹Want een dag in Uw voorhoven is beter dan duizend elders; ik koos liever aan den dorpel in het huis mijns Gods te wezen, dan lang te wonen in de tenten der goddeloosheid.

¹²O LORD of hosts, blessed is the man that trusteth in thee.

¹²Want God, de HEERE, is een Zon en Schild; de HEERE zal genade en eer geven; Hij zal het goede niet onthouden dengenen, die in oprechtheid wandelen. [ (Psalms 84:13) HEERE der heirscharen! welgelukzalig is de mens, die op U vertrouwt. ]