¹Aleph. Welgelukzalig zijn de oprechten van wandel, die in de wet des HEEREN gaan.

¹ALEF. Bone estas al tiuj, kies vojo estas senmakula, Kiuj iras laux la legxo de la Eternulo.

²Welgelukzalig zijn zij, die Zijn getuigenissen onderhouden, die Hem van ganser harte zoeken;

²Bone estas al tiuj, kiuj plenumas Liajn decidojn, Kiuj sercxas Lin per la tuta koro;

³Ook geen onrecht werken, maar wandelen in Zijn wegen.

³Ili ne faras malbonagon, Ili iras laux Liaj vojoj.

⁴HEERE! Gij hebt geboden, dat men Uw bevelen zeer bewaren zal.

⁴Vi ordonis al ni, Forte observi Viajn legxojn.

⁵Och, dat mijn wegen gericht werden, om Uw inzettingen te bewaren!

⁵Ho, estu fortikaj miaj vojoj, Ke mi observu Viajn legxojn!

⁶Dan zou ik niet beschaamd worden, wanneer ik merken zou op al Uw geboden.

⁶Tiam mi ne bezonos honti, Kiam mi atentos cxiujn Viajn ordonojn.

⁷Ik zal U loven in oprechtheid des harten, als ik de rechten Uwer gerechtigheid geleerd zal hebben.

⁷Mi gloros Vin el pura koro, Lernante la jugxojn de Via justeco.

⁸Ik zal Uw inzettingen bewaren; verlaat mij niet al te zeer.

⁸Viajn legxojn mi observos; Ne forlasu min tute.

⁹Beth. Waarmede zal de jongeling zijn pad zuiver houden? Als hij dat houdt naar Uw woord.

⁹BET. Per kio junulo povas purigi sian vojon? Per plenumado laux Viaj vortoj.

¹⁰Ik zoek U met mijn gehele hart, laat mij van Uw geboden niet afdwalen.

¹⁰Per mia tuta koro mi Vin sercxas; Ne lasu min deflankigxi de Viaj ordonoj.

¹¹Ik heb Uw rede in mijn hart verborgen, opdat ik tegen U niet zondigen zou.

¹¹En mia koro mi konservas Vian diron, Por ke mi ne peku antaux Vi.

¹²HEERE! Gij zijt gezegend; leer mij Uw inzettingen.

¹²Benata Vi estas, ho Eternulo; Instruu al mi Viajn legxojn.

¹³Ik heb met mijn lippen verteld al de rechten Uws monds.

¹³Per miaj lipoj mi rakontas CXiujn decidojn de Via busxo.

¹⁴Ik ben vrolijker in den weg Uwer getuigenissen, dan over allen rijkdom.

¹⁴Pri la vojo de Viaj legxoj mi gxojas, Kiel pri granda ricxeco.

¹⁵Ik zal Uw bevelen overdenken, en op Uw paden letten.

¹⁵Pri Viaj ordonoj mi meditas, Kaj mi rigardas Viajn vojojn.

¹⁶Ik zal mijzelven vermaken in Uw inzettingen; Uw woord zal ik niet vergeten.

¹⁶Mi havas plezuron de Viaj legxoj, Mi ne forgesas Vian vorton.

¹⁷Gimel. Doe wel bij Uw knecht, dat ik leve en Uw woord beware.

¹⁷GIMEL. Bonfaru al Via sklavo, Ke mi vivu kaj plenumu Vian vorton.

¹⁸Ontdek mijn ogen, dat ik aanschouwe de wonderen van Uw wet.

¹⁸Malfermu miajn okulojn, Ke mi vidu miraklojn de Via instruo.

¹⁹Ik ben een vreemdeling op de aarde, verberg Uw geboden voor mij niet.

¹⁹Migranto mi estas sur la tero; Ne kasxu antaux mi Viajn ordonojn.

²⁰Mijn ziel is verbroken vanwege het verlangen naar Uw oordelen te aller tijd.

²⁰Elturmentigxis mia animo De sencxesa sintirado al Viaj jugxoj.

²¹Gij scheldt de vervloekte hovaardigen, die van Uw geboden afdwalen.

²¹Vi humiligas la malbenitajn fierulojn, Kiuj deklinigxas de Viaj ordonoj.

²²Wentel van mij versmaadheid en verachting, want ik heb Uw getuigenissen onderhouden.

²²Forigu de mi honton kaj malhonoron, CXar mi observas Viajn decidojn.

²³Als zelfs de vorsten zittende tegen mij gesproken hebben, heeft Uw knecht Uw inzettingen betracht.

²³Ecx kiam sidas eminentuloj kaj parolas kontraux mi, Via sklavo meditas pri Viaj legxoj.

²⁴Ook zijn Uw getuigenissen mijn vermakingen, en mijn raadslieden.

²⁴Viaj decidoj estas mia plezuro, Miaj konsilantoj.

²⁵Daleth. Mijn ziel kleeft aan het stof; maak mij levend naar Uw woord.

²⁵DALET. Mia animo algluigxis al la polvo; Vivigu min laux Via vorto.

²⁶Ik heb U mijn wegen verteld, en Gij hebt mij verhoord; leer mij Uw inzettingen.

²⁶Mi raportis pri miaj vojoj, kaj Vi auxskultis min; Instruu al mi Viajn legxojn.

²⁷Geef mij den weg Uwer bevelen te verstaan, opdat ik Uw wonderen betrachte.

²⁷Komprenigu al mi la vojon de Viaj ordonoj; Kaj mi meditos pri Viaj mirakloj.

²⁸Mijn ziel druipt weg van treurigheid; richt mij op naar Uw woord.

²⁸Konsumigxis mia animo pro malgxojo; Restarigu min laux Via vorto.

²⁹Wend van mij den weg der valsheid, en verleen mij genadiglijk Uw wet.

²⁹La vojon de malvero deturnu de mi, Kaj donacu al mi Vian instruon.

³⁰Ik heb verkoren den weg der waarheid, Uw rechten heb ik mij voorgesteld.

³⁰La vojon de la vero mi elektis, Mi sopiris al Viaj legxoj.

³¹Ik kleef vast aan Uw getuigenissen; o HEERE! beschaam mij niet.

³¹Mi alkrocxigxis al Viaj ordonoj; Ho Eternulo, ne hontigu min.

³²Ik zal den weg Uwer geboden lopen, als Gij mijn hart verwijd zult hebben.

³²Mi kuras laux la vojo de Viaj legxoj, CXar Vi largxigas mian koron.

³³He. HEERE! leer mij den weg Uwer inzettingen, en ik zal hem houden ten einde toe.

³³HE. Montru al mi, ho Eternulo, la vojon de Viaj legxoj, Kaj mi gxin sekvos gxis la fino.

³⁴Geef mij het verstand, en ik zal Uw wet houden; ja, ik zal ze onderhouden met gansen harte.

³⁴Komprenigu al mi, kaj mi sekvos Vian instruon, Kaj mi konservos gxin per la tuta koro.

³⁵Doe mij treden op het pad Uwer geboden, want daarin heb ik lust.

³⁵Irigu min sur la vojeto de Viaj ordonoj, CXar en gxi mi havas plezuron.

³⁶Neig mijn hart tot Uw getuigenissen, en niet tot gierigheid.

³⁶Klinu mian koron al Viaj legxoj, Sed ne al profito.

³⁷Wend mijn ogen af, dat zij geen ijdelheid zien; maak mij levend door Uw wegen.

³⁷Deturnu miajn okulojn, ke ili ne rigardu falsajxon; Vivigu min per Viaj vojoj.

³⁸Bevestig Uw toezeggingen aan Uw knecht, die Uw vreze toegedaan is.

³⁸Plenumu al Via sklavo Vian diron, Kiu koncernas respekton por Vi.

³⁹Wend mijn smaadheid af, die ik vreze, want Uw rechten zijn goed.

³⁹Forigu mian malhonoron, kiun mi timas; CXar Viaj jugxoj estas bonaj.

⁴⁰Zie, ik heb een begeerte tot Uw bevelen; maak mij levend door Uw gerechtigheid.

⁴⁰Jen mi deziregas Viajn ordonojn; Per Via justeco vivigu min.

⁴¹Vau. En dat mij Uw goedertierenheden overkomen, o HEERE! Uw heil, naar Uw toezegging;

⁴¹VAV. Kaj venu al mi Viaj favoroj, ho Eternulo, Via helpo, konforme al Via vorto,

⁴²Opdat ik mijn smader wat heb te antwoorden, want ik vertrouw op Uw woord.

⁴²Ke mi povu doni respondon al mia insultanto; CXar mi fidas Vian vorton.

⁴³En ruk het woord der waarheid van mijn mond niet al te zeer, want ik hoop op Uw rechten.

⁴³Ne forprenu tute de mia busxo la vorton de vero, CXar mi esperas al Viaj jugxoj.

⁴⁴Zo zal ik Uw wet steeds onderhouden, eeuwiglijk en altoos.

⁴⁴Kaj mi konservos Vian instruon CXiam kaj eterne.

⁴⁵En ik zal wandelen in de ruimte, omdat ik Uw bevelen gezocht heb.

⁴⁵Kaj mi iros en libereco, CXar mi sercxas Viajn ordonojn.

⁴⁶Ook zal ik voor koningen spreken van Uw getuigenissen, en mij niet schamen.

⁴⁶Kaj mi parolos pri Viaj legxoj antaux regxoj, Kaj mi ne hontos.

⁴⁷En ik zal mij vermaken in Uw geboden, die ik liefheb.

⁴⁷Kaj mi havos plezuron de Viaj ordonoj, Kiujn mi amas.

⁴⁸En ik zal mijn handen opheffen naar Uw geboden, die ik liefheb, en ik zal Uw inzettingen betrachten.

⁴⁸Kaj mi etendos miajn manojn al Viaj ordonoj, kiujn mi amas, Kaj mi meditos pri Viaj legxoj.

⁴⁹Zain. Gedenk des woords, tot Uw knecht gesproken, op hetwelk Gij mij hebt doen hopen.

⁴⁹ZAIN. Rememoru la vorton al Via sklavo, Pri kio Vi min esperigis.

⁵⁰Dit is mijn troost in mijn ellende, want Uw toezegging heeft mij levend gemaakt.

⁵⁰CXi tio estas mia konsolo en mia mizero, Ke Via vorto min revivigas.

⁵¹De hovaardigen hebben mij boven mate zeer bespot; nochtans ben ik van Uw wet niet geweken.

⁵¹Fieruloj tre forte min mokas, Sed de Via instruo mi ne deklinigxis.

⁵²Ik heb gedacht, o HEERE! aan Uw oordelen van ouds aan, en heb mij getroost.

⁵²Mi rememoras Viajn jugxojn de tempoj tre antikvaj, ho Eternulo, Kaj mi konsoligxas.

⁵³Grote beroering heeft mij bevangen vanwege de goddelozen, die Uw wet verlaten.

⁵³Flama furiozo min kaptas pro la malvirtuloj, Kiuj forlasas Vian legxon.

⁵⁴Uw inzettingen zijn mij gezangen geweest, ter plaatse mijner vreemdelingschappen.

⁵⁴Viaj legxoj estas por mi kantoj En la domo de mia migrado.

⁵⁵HEERE! des nachts ben ik Uws Naams gedachtig geweest, en heb Uw wet bewaard.

⁵⁵Mi rememoras en la nokto Vian nomon, ho Eternulo, Kaj mi plenumas Vian instruon.

⁵⁶Dat is mij geschied, omdat ik Uw bevelen bewaard heb.

⁵⁶Tio farigxis al mi, CXar mi observas Viajn ordonojn.

⁵⁷Cheth. De HEERE is mijn deel, ik heb gezegd, dat ik Uw woorden zal bewaren.

⁵⁷HXET. Mi diris:Mia sortajxo estas, ho Eternulo, Plenumi Viajn vortojn.

⁵⁸Ik heb Uw aanschijn ernstelijk gebeden van ganser harte, wees mij genadig naar Uw toezegging.

⁵⁸Mi petegas antaux Vi per la tuta koro: Korfavoru min, konforme al Via vorto.

⁵⁹Ik heb mijn wegen bedacht, en heb mijn voeten gekeerd tot Uw getuigenissen.

⁵⁹Mi esploris miajn vojojn Kaj direktis miajn pasxojn al Viaj legxoj.

⁶⁰Ik heb gehaast, en niet vertraagd Uw geboden te onderhouden.

⁶⁰Mi rapidas kaj ne prokrastas, Por plenumi Viajn ordonojn.

⁶¹De goddeloze hopen hebben mij beroofd; nochtans heb ik Uw wet niet vergeten.

⁶¹Retoj de malvirtuloj min cxirkauxis; Sed Vian instruon mi ne forgesis.

⁶²Te middernacht sta ik op, om U te loven voor de rechten Uwer gerechtigheid.

⁶²En la mezo de la nokto mi levigxas, Por glori Vin por Viaj justaj jugxoj.

⁶³Ik ben een gezel van allen, die U vrezen, en van hen, die Uw bevelen onderhouden.

⁶³Mi estas kamarado por cxiuj, Kiuj Vin timas kaj kiuj observas Viajn ordonojn.

⁶⁴HEERE! de aarde is vol van Uw goedertierenheid; leer mij Uw inzettingen.

⁶⁴De Via boneco, ho Eternulo, la tero estas plena; Instruu al mi Viajn legxojn.

⁶⁵Teth. Gij hebt bij Uw knecht goed gedaan, HEERE, naar Uw woord.

⁶⁵TET. Bonon Vi faris al Via sklavo, ho Eternulo, Konforme al Via vorto.

⁶⁶Leer mij een goeden zin en wetenschap, want ik heb aan Uw geboden geloofd.

⁶⁶Bonajn morojn kaj scion instruu al mi, CXar al Viaj ordonoj mi kredas.

⁶⁷Eer ik verdrukt werd, dwaalde ik, maar nu onderhoud ik Uw woord.

⁶⁷Antaux ol mi suferis, mi erarvagis, Sed nun mi observas Vian vorton.

⁶⁸Gij zijt goed en goeddoende; leer mij Uw inzettingen.

⁶⁸Vi estas bona kaj bonfara; Instruu al mi Viajn legxojn.

⁶⁹De hovaardigen hebben leugens tegen mij gestoffeerd; doch ik bewaar Uw bevelen van ganser harte.

⁶⁹Fieruloj plektis mensogon pri mi; Sed mi per la tuta koro konservas Viajn ordonojn.

⁷⁰Hun hart is vet als smeer; maar ik heb vermaak in Uw wet.

⁷⁰Grasigxis kiel sebo ilia koro; Sed mi havas plezuron de Via instruo.

⁷¹Het is mij goed, dat ik verdrukt ben geweest, opdat ik Uw inzettingen leerde.

⁷¹Bone estas al mi, ke mi suferis, Por ke mi lernu Viajn legxojn.

⁷²De wet Uws monds is mij beter, dan duizenden van goud of zilver.

⁷²Pli bona estas por mi la instruo de Via busxo, Ol miloj da oreroj kaj argxenteroj.

⁷³Jod. Uw handen hebben mij gemaakt, en bereid; maak mij verstandig, opdat ik Uw geboden lere.

⁷³JOD. Viaj manoj min kreis kaj fortikigis; Prudentigu min, kaj mi lernu Viajn ordonojn.

⁷⁴Die U vrezen, zullen mij aanzien, en zich verblijden, omdat ik op Uw woord gehoopt heb.

⁷⁴Viaj timantoj min vidos kaj gxojos, CXar mi fidis Vian vorton.

⁷⁵Ik weet, HEERE! dat Uw gerichten de gerechtigheid zijn, en dat Gij mij uit getrouwheid verdrukt hebt.

⁷⁵Mi scias, ho Eternulo, ke Viaj jugxoj estas justaj, Kaj ke Vi juste min suferigis.

⁷⁶Laat toch Uw goedertierenheid zijn om mij te troosten, naar Uw toezegging aan Uw knecht.

⁷⁶Via boneco estu do mia konsolo, Konforme al Via vorto al Via sklavo.

⁷⁷Laat mij Uw barmhartigheden overkomen, opdat ik leve, want Uw wet is al mijn vermaking.

⁷⁷Venu sur min Via favorkoreco, ke mi vivu; CXar Via instruo estas mia plezuro.

⁷⁸Laat de hovaardigen beschaamd worden, omdat zij mij met leugen nedergestoten hebben; doch ik betracht Uw geboden.

⁷⁸Hontigxu la fieruloj, cxar maljuste ili min premis; Mi meditos pri Viaj ordonoj.

⁷⁹Laat hen tot mij keren, die U vrezen, en die Uw getuigenissen kennen.

⁷⁹Turnigxu al mi Viaj timantoj Kaj la konantoj de Viaj legxoj.

⁸⁰Laat mijn hart oprecht zijn tot Uw inzettingen, opdat ik niet beschaamd worde.

⁸⁰Mia koro estu gxusta, laux Viaj legxoj, Por ke mi ne hontigxu.

⁸¹Caph. Mijn ziel is bezweken van verlangen naar Uw heil; op Uw woord heb ik gehoopt.

⁸¹KAF. Mia animo avidas Vian savon; Vian vorton mi fidas.

⁸²Mijn ogen zijn bezweken van verlangen naar Uw toezegging, terwijl ik zeide: Wanneer zult Gij mij vertroosten?

⁸²Miaj okuloj avidas Vian vorton, dirante: Kiam Vi min konsolos?

⁸³Want ik ben geworden als een lederen zak in den rook; doch Uw inzettingen heb ik niet vergeten.

⁸³CXar mi farigxis kiel felsako en fumo; Sed Viajn legxojn mi ne forgesas.

⁸⁴Hoe vele zullen de dagen Uws knechts zijn? Wanneer zult Gij recht doen over mijn vervolgers?

⁸⁴Kiom estos la tagoj de Via sklavo? Kiam Vi faros jugxon super miaj persekutantoj?

⁸⁵De hovaardigen hebben mij putten gegraven, hetwelk niet is naar Uw wet.

⁸⁵Fosojn fosis al mi la fieruloj, Kontrauxe al Viaj legxoj.

⁸⁶Al Uw geboden zijn waarheid; zij vervolgen mij met leugen, help mij.

⁸⁶CXiuj Viaj ordonoj estas vero; Maljuste oni min persekutas; helpu min.

⁸⁷Zij hebben mij bijna vernietigd op de aarde, maar ik heb Uw bevelen niet verlaten.

⁸⁷Oni preskaux pereigis min de sur la tero, Sed mi ne forlasis Viajn ordonojn.

⁸⁸Maak mij levend naar Uw goedertierenheid, dan zal ik de getuigenis Uws monds onderhouden.

⁸⁸Laux Via boneco vivigu min, Kaj mi observos la ordonojn de Via busxo.

⁸⁹Lamed. O HEERE! Uw woord bestaat in der eeuwigheid in de hemelen.

⁸⁹LAMED. Por eterne, ho Eternulo, Via vorto staras forte en la cxielo.

⁹⁰Uw goedertierenheid is van geslacht tot geslacht; Gij hebt de aarde vastgemaakt, en zij blijft staan;

⁹⁰Por cxiuj generacioj restas Via vero; Vi fortikigis la teron, kaj gxi staras.

⁹¹Naar Uw verordeningen blijven zij nog heden staan, want zij allen zijn Uw knechten.

⁹¹Laux Viaj legxoj cxio nun staras, CXar cxio estas Viaj sklavoj.

⁹²Indien Uw wet niet ware geweest al mijn vermaking, ik ware in mijn druk al lang vergaan.

⁹²Se Via instruo ne estus mia konsolo, Mi pereus en mia mizero.

⁹³Ik zal Uw bevelen in der eeuwigheid niet vergeten, want door dezelve hebt Gij mij levend gemaakt.

⁹³Neniam mi forgesos Viajn ordonojn, CXar per ili Vi min vivigas.

⁹⁴Ik ben Uw, behoud mij, want ik heb Uw bevelen gezocht.

⁹⁴Al Vi mi apartenas; Helpu min, cxar mi sercxas Viajn ordonojn.

⁹⁵De goddelozen hebben op mij gewacht, om mij te doen vergaan; ik neem acht op Uw getuigenissen.

⁹⁵Pri mi embuskis malvirtuloj, por min pereigi; Sed mi studas Viajn legxojn.

⁹⁶In alle volmaaktheid heb ik een einde gezien; maar Uw gebod is zeer wijd.

⁹⁶CXe cxiu afero mi vidis finon; Sed Via ordono estas tre vasta.

⁹⁷Mem. Hoe lief heb ik Uw wet! Zij is mijn betrachting den gansen dag.

⁹⁷MEM. Kiel mi amas Vian instruon! La tutan tagon mi meditas pri gxi.

⁹⁸Zij maakt mij door Uw geboden wijzer, dan mijn vijanden zijn, want zij is in eeuwigheid bij mij.

⁹⁸Via ordono faras min pli sagxa ol miaj malamikoj, CXar gxi restas al mi por cxiam.

⁹⁹Ik ben verstandiger dan al mijn leraars, omdat Uw getuigenissen mijn betrachting zijn.

⁹⁹Mi farigxis pli sagxa, ol cxiuj miaj instruantoj, CXar Viaj legxoj estas mia tuta meditado.

¹⁰⁰Ik ben voorzichtiger dan de ouden, omdat ik Uw bevelen bewaard heb.

¹⁰⁰Mi estas pli scianta ol maljunuloj, CXar Viajn ordonojn mi konservas.

¹⁰¹Ik heb mijn voeten geweerd van alle kwade paden, opdat ik Uw woord zou onderhouden.

¹⁰¹De cxiu malbona vojo mi detenas mian piedon, Por plenumi Vian vorton.

¹⁰²Ik ben niet geweken van Uw rechten, want Gij hebt mij geleerd.

¹⁰²De Viaj decidoj mi ne deklinigxas, CXar Vi min gvidas.

¹⁰³Hoe zoet zijn Uw redenen mijn gehemelte geweest, meer dan honig mijn mond!

¹⁰³Kiel dolcxa estas por mia palato Via vorto! Pli ol mielo por mia busxo!

¹⁰⁴Uit Uw bevelen krijg ik verstand, daarom haat ik alle leugenpaden.

¹⁰⁴De Viaj ordonoj mi prudentigxas; Tial mi malamas cxiun vojon de malvero.

¹⁰⁵Nun. Uw woord is een lamp voor mijn voet, en een licht voor mijn pad.

¹⁰⁵NUN. Via vorto estas lumilo por miaj piedoj, Kaj lumo por mia vojo.

¹⁰⁶Ik heb gezworen, en zal het bevestigen, dat ik onderhouden zal de rechten Uwer gerechtigheid.

¹⁰⁶Mi jxuris, kaj mi plenumos: Observi Viajn justajn decidojn.

¹⁰⁷Ik ben gans zeer verdrukt, HEERE! maak mij levend naar Uw woord.

¹⁰⁷Mi estas tre senfortigita, ho Eternulo; Vivigu min, konforme al Via vorto.

¹⁰⁸Laat U toch, o HEERE! welgevallen de vrijwillige offeranden mijns monds, en leer mij Uw rechten.

¹⁰⁸La oferdono de mia busxo placxu al Vi, ho Eternulo, Kaj pri Viaj decidoj instruu min.

¹⁰⁹Mijn ziel is geduriglijk in mijn hand; nochtans vergeet ik Uw wet niet.

¹⁰⁹Mia animo estas cxiam en mia mano, Sed Vian instruon mi ne forgesas.

¹¹⁰De goddelozen hebben mij een strik gelegd; nochtans ben ik niet afgedwaald van Uw bevelen.

¹¹⁰La malvirtuloj metis reton por mi; Sed de Viaj ordonoj mi ne deklinigxis.

¹¹¹Ik heb Uw getuigenissen genomen tot een eeuwige erve, want zij zijn mijns harten vrolijkheid.

¹¹¹Mi heredigis al mi Viajn ordonojn por cxiam, CXar ili estas la gxojo de mia koro.

¹¹²Ik heb mijn hart geneigd, om Uw inzettingen eeuwiglijk te doen, ten einde toe.

¹¹²Mi klinis mian koron, Por plenumi Viajn legxojn eterne gxis la fino.

¹¹³Samech. Ik haat de kwade ranken, maar heb Uw wet lief.

¹¹³SAMEHX. Skeptikulojn mi malamas, Sed Vian instruon mi amas.

¹¹⁴Gij zijt mijn Schuilplaats en mijn Schild; op Uw Woord heb ik gehoopt.

¹¹⁴Vi estas mia sxirmo kaj sxildo; Vian vorton mi fidas.

¹¹⁵Wijkt van mij, gij boosdoeners! dat ik de geboden mijns Gods moge bewaren.

¹¹⁵Forigxu de mi, malbonagantoj; Mi observos la ordonojn de mia Dio.

¹¹⁶Ondersteun mij naar Uw toezegging, opdat ik leve; en laat mij niet beschaamd worden over mijn hope.

¹¹⁶Subtenu min laux Via diro, ke mi vivu; Kaj ne hontigu min pri mia espero.

¹¹⁷Ondersteun mij, zo zal ik behouden zijn; dan zal ik mij steeds in Uw inzettingen vermaken.

¹¹⁷Fortikigu min, ke mi savigxu, Kaj mi cxiam havos plezuron de Viaj legxoj.

¹¹⁸Gij vertreedt al degenen, die van Uw inzettingen afdwalen, want hun bedrog is leugen.

¹¹⁸Vi forpusxas cxiujn, kiuj deklinigxas de Viaj legxoj, CXar ilia falsajxo estas mensoga.

¹¹⁹Gij doet alle goddelozen der aarde weg als schuim, daarom heb ik Uw getuigenissen lief.

¹¹⁹Kiel skorion Vi forjxetas cxiujn malvirtulojn sur la tero; Tial mi amas Viajn decidojn.

¹²⁰Het haar mijns vleses is te berge gerezen van verschrikking voor U, en ik heb gevreesd voor Uw oordelen.

¹²⁰De Via teruro tremas mia karno, Kaj Viajn jugxojn mi timas.

¹²¹Ain. Ik heb recht en gerechtigheid gedaan; geef mij niet over aan mijn onderdrukkers.

¹²¹AIN. Mi faris jugxon kaj justecon; Ne transdonu min al miaj premantoj.

¹²²Wees borg voor Uw knecht ten goede; laat de hovaardigen mij niet onderdrukken.

¹²²Garantie liberigu Vian sklavon por bono, Por ke fieruloj min ne premu.

¹²³Mijn ogen zijn bezweken van verlangen naar Uw heil, en naar de toezegging Uwer rechtvaardigheid.

¹²³Miaj okuloj sopiras Vian helpon Kaj Vian justan vorton.

¹²⁴Doe bij Uw knecht naar Uw goedertierenheid, en leer mij Uw inzettingen.

¹²⁴Agu kun Via sklavo laux Via boneco, Kaj Viajn legxojn instruu al mi.

¹²⁵Ik ben Uw knecht, maak mij verstandig, en ik zal Uw getuigenissen kennen.

¹²⁵Mi estas Via sklavo; Klerigu min, ke mi sciu Viajn decidojn.

¹²⁶Het is tijd voor den HEERE, dat Hij werke, want zij hebben Uw wet verbroken.

¹²⁶Estas tempo, ke la Eternulo agu: Ili rompis Vian legxon.

¹²⁷Daarom heb ik Uw geboden lief, meer dan goud, ja, meer dan het fijnste goud.

¹²⁷Tial mi amas Viajn ordonojn Pli ol oron, ecx ol puran oron.

¹²⁸Daarom heb ik alle Uw bevelen, van alles, voor recht gehouden; maar alle valse pad heb ik gehaat.

¹²⁸Tial mi estimas cxiujn Viajn ordonojn, CXiun vojon de malvero mi malamas.

¹²⁹Pe. Uw getuigenissen zijn wonderbaar, daarom bewaart ze mijn ziel.

¹²⁹PE. Mirindaj estas Viaj decidoj; Tial mia animo ilin konservas.

¹³⁰De opening Uwer woorden geeft licht, de slechten verstandig makende.

¹³⁰Malkasxo de Via vorto klerigas, GXi prudentigas simplanimulojn.

¹³¹Ik heb mijn mond wijd opengedaan, en gehijgd, want ik heb verlangd naar Uw geboden.

¹³¹Mi malfermas mian busxon kaj enspiras, CXar mi deziregas Viajn ordonojn.

¹³²Zie mij aan, wees mij genadig, naar het recht aan degenen, die Uw Naam beminnen.

¹³²Turnu Vin al mi kaj korfavoru min, Kiel Vi agas kun la amantoj de Via nomo.

¹³³Maak mijn voetstappen vast in Uw Woord, en laat geen ongerechtigheid over mij heersen.

¹³³Direktu miajn pasxojn laux Via promeso; Kaj nenia malhonesteco ekregu super mi.

¹³⁴Verlos mij van des mensen overlast, en ik zal Uw bevelen onderhouden.

¹³⁴Liberigu min de homa premado; Kaj mi observos Viajn ordonojn.

¹³⁵Doe Uw aangezicht lichten over Uw knecht, en leer mij Uw inzettingen.

¹³⁵Lumu per Via vizagxo sur Vian sklavon, Kaj instruu al mi Viajn legxojn.

¹³⁶Waterbeken vlieten af uit mijn ogen, omdat zij Uw wet niet onderhouden.

¹³⁶Torentojn da akvo elversxas miaj okuloj, Pro tio, ke oni ne plenumas Vian instruon.

¹³⁷Tsade. HEERE! Gij zijt rechtvaardig, en elkeen Uwer oordelen is recht.

¹³⁷CADI. Justulo Vi estas, ho Eternulo, Kaj justaj estas Viaj jugxoj.

¹³⁸Gij hebt de gerechtigheid Uwer getuigenissen, en de waarheid hogelijk geboden.

¹³⁸Vi aperigis Viajn decidojn Kun justeco kaj plena vero.

¹³⁹Mijn ijver heeft mij doen vergaan, omdat mijn wederpartijders Uw woorden vergeten hebben.

¹³⁹Elturmentis min mia fervoro, CXar miaj malamikoj forgesis Viajn vortojn.

¹⁴⁰Uw woord is zeer gelouterd, en Uw knecht heeft het lief.

¹⁴⁰Tre pura estas Via vorto, Kaj Via sklavo gxin amas.

¹⁴¹Ik ben klein en veracht, doch Uw bevelen vergeet ik niet.

¹⁴¹Mi estas malgranda kaj malestimata; Sed Viajn ordonojn mi ne forgesas.

¹⁴²Uw gerechtigheid is gerechtigheid in eeuwigheid, en Uw wet is de waarheid.

¹⁴²Via justeco estas justeco eterna, Kaj Via instruo estas vero.

¹⁴³Benauwdheid en angst hebben mij getroffen, doch Uw geboden zijn mijn vermakingen.

¹⁴³Sufero kaj mizero min trafis; Sed Viaj ordonoj estas mia plezuro.

¹⁴⁴De gerechtigheid Uwer getuigenissen is in der eeuwigheid; doe ze mij verstaan, zo zal ik leven.

¹⁴⁴La justeco de Viaj decidoj estas eterna; Klerigu min, por ke mi vivu.

¹⁴⁵Koph. Ik heb van ganser harte geroepen: verhoor mij, o HEERE! ik zal Uw inzettingen bewaren.

¹⁴⁵KOF. Mi vokas el la tuta koro; auxskultu min, ho Eternulo; Mi plenumos Viajn legxojn.

¹⁴⁶Ik heb U aangeroepen, verlos mij, en ik zal Uw getuigenissen onderhouden.

¹⁴⁶Mi vokas al Vi; savu min, Kaj mi konservos Viajn decidojn.

¹⁴⁷Ik ben de morgen schemering voorgekomen, en heb geschrei gemaakt; op Uw woord heb ik gehoopt.

¹⁴⁷Antaux la matenrugxo mi vokas; Vian vorton mi fidas.

¹⁴⁸Mijn ogen komen de nacht waken voor, om Uw rede te betrachten.

¹⁴⁸Antaux la noktaj gardopartoj miaj okuloj vekigxas, Por ke mi meditu pri Via vorto.

¹⁴⁹Hoor mijn stem naar Uw goedertierenheid, o HEERE! maak mij levend naar Uw recht.

¹⁴⁹Mian vocxon auxskultu, laux Via boneco, ho Eternulo; Laux Via justeco lasu min vivi.

¹⁵⁰Die kwade praktijken najagen, genaken mij, zij wijken verre van Uw wet.

¹⁵⁰Alproksimigxas malicaj persekutantoj; Malproksimaj ili estas de Via legxo.

¹⁵¹Maar Gij, HEERE! zijt nabij, en al Uw geboden zijn waarheid.

¹⁵¹Proksima Vi estas, ho Eternulo; Kaj cxiuj Viaj ordonoj estas vero.

¹⁵²Van ouds heb ik geweten van Uw getuigenissen, dat Gij ze in eeuwigheid gegrond hebt.

¹⁵²De longe mi scias pri Viaj decidoj, Ke Vi fiksis ilin por cxiam.

¹⁵³Resch. Zie mijn ellende aan, en help mij uit, want Uw wet heb ik niet vergeten.

¹⁵³RESX. Rigardu mian mizeron, kaj liberigu min, CXar Vian instruon mi ne forgesis.

¹⁵⁴Twist mijn twistzaak, en verlos mij, maak mij levend, naar Uw toezegging.

¹⁵⁴Defendu mian aferon, kaj liberigu min; Laux Via vorto lasu min vivi.

¹⁵⁵Het heil is verre van de goddelozen, want zij zoeken Uw inzettingen niet.

¹⁵⁵Malproksima de malvirtuloj estas savo, CXar ili ne sxatas Viajn legxojn.

¹⁵⁶HEERE! Uw barmhartigheden zijn vele; maak mij levend naar Uw rechten.

¹⁵⁶Via favorkoreco estas granda, ho Eternulo; Laux Via justeco lasu min vivi.

¹⁵⁷Mijn vervolgers en mijn wederpartijders zijn vele, maar van Uw getuigenissen wijk ik niet.

¹⁵⁷Multaj estas miaj persekutantoj kaj premantoj, Sed de Viaj decidoj mi ne deklinigxis.

¹⁵⁸Ik heb gezien degenen, die trouwelooslijk handelen, en het verdroot mij, dat zij Uw woord niet onderhielden.

¹⁵⁸Mi vidis perfidulojn, kaj mi ilin abomenis, CXar Vian vorton ili ne observis.

¹⁵⁹Zie aan, dat ik Uw bevelen lief heb, o HEERE! maak mij levend naar Uw goedertierenheid.

¹⁵⁹Rigardu, mi amas Viajn ordonojn; Ho Eternulo, laux Via boneco lasu min vivi.

¹⁶⁰Het begin Uws woords is waarheid, en in der eeuwigheid is al het recht Uwer gerechtigheid.

¹⁶⁰La esenco de Via vorto estas vero, Kaj eterna estas cxiu jugxo de Via justeco.

¹⁶¹Schin. De vorsten hebben mij vervolgd zonder oorzaak; maar mijn hart heeft gevreesd voor Uw woord.

¹⁶¹SXIN. Princoj persekutas min senkauxze; Sed Vian vorton timas mia koro.

¹⁶²Ik ben vrolijk over Uw toezegging, als een, die een groten buit vindt.

¹⁶²Mi gxojas pri Via vorto, Kiel ricevinto de granda akiro.

¹⁶³Ik haat de valsheid, en heb er een gruwel van; maar Uw wet heb ik lief.

¹⁶³Malveron mi malamas kaj abomenas; Vian instruon mi amas.

¹⁶⁴Ik loof U zeven maal des daags, over de rechten Uwer gerechtigheid.

¹⁶⁴Sepfoje cxiutage mi Vin gloras Por Viaj justaj jugxoj.

¹⁶⁵Die Uw wet beminnen, hebben groten vrede, en zij hebben geen aanstoot.

¹⁶⁵Grandan pacon havas la amantoj de Via instruo; Kaj ili ne falpusxigxas.

¹⁶⁶O HEERE! ik hoop op Uw heil, en doe Uw geboden.

¹⁶⁶Mi atendas Vian savon, ho Eternulo, Viajn ordonojn mi plenumas.

¹⁶⁷Mijn ziel onderhoudt Uw getuigenissen, en ik heb ze zeer lief.

¹⁶⁷Mia animo observas Viajn decidojn, Kaj mi ilin forte amas.

¹⁶⁸Ik onderhoud Uw bevelen en Uw getuigenissen, want al mijn wegen zijn voor U.

¹⁶⁸Mi observas Viajn ordonojn kaj decidojn, CXar cxiuj miaj vojoj estas antaux Vi.

¹⁶⁹Thau. O HEERE! laat mijn geschrei voor Uw aanschijn genaken, maak mij verstandig naar Uw woord.

¹⁶⁹TAV. Mia krio venu al Vi, ho Eternulo; Laux Via vorto klerigu min.

¹⁷⁰Laat mijn smeken voor Uw aanschijn komen, red mij naar Uw toezegging.

¹⁷⁰Mia petego venu al Vi; Laux Via diro savu min.

¹⁷¹Mijn lippen zullen Uw lof overvloediglijk uitstorten, als Gij mij Uw inzettingen zult geleerd hebben.

¹⁷¹Miaj lipoj eldiru gloradon, CXar Vi instruas al mi Viajn legxojn.

¹⁷²Mijn tong zal spraak houden van Uw rede, want al Uw geboden zijn rechtvaardigheid.

¹⁷²Mia lango predikos pri Via vorto, CXar cxiuj Viaj ordonoj estas justaj.

¹⁷³Laat Uw hand mij te hulp komen, want ik heb Uw bevelen verkoren.

¹⁷³Via mano estu al mi helpo, CXar Viajn ordonojn mi elektis.

¹⁷⁴O HEERE! ik verlang naar Uw heil, en Uw wet is al mijn vermaking.

¹⁷⁴Mi deziregas Vian savon, ho Eternulo, Kaj Via instruo estas mia plezuro.

¹⁷⁵Laat mijn ziel leven, en zij zal U loven, en laat Uw rechten mij helpen.

¹⁷⁵Mia animo vivu kaj gloru Vin, Kaj Viaj jugxoj min helpu.

¹⁷⁶Ik heb gedwaald als een verloren schaap; zoek Uw knecht, want Uw geboden heb ik niet vergeten.

¹⁷⁶Mi erarvagis kiel perdita sxafo; Elsercxu Vian sklavon, cxar Viajn ordonojn mi ne forgesis.