1(111:1) Аллилуия. Блажен муж, боящийся Господа икрепко любящий заповеди Его.
1Hallelujah! Aleph. Welgelukzalig is de man, die den HEERE vreest; Beth. die groten lust heeft in Zijn geboden.
2(111:2) Сильно будет на земле семя его; род правых благословится.
2Gimel. Zijn zaad zal geweldig zijn op aarde; Daleth. het geslacht der oprechten zal gezegend worden.
3(111:3) Обилие и богатство в доме его, и правда его пребывает вовек.
3He. In zijn huis zal have en rijkdom wezen; Vau. en zijn gerechtigheid bestaat in eeuwigheid.
4(111:4) Во тьме восходит свет правым; благ он и милосерд и праведен.
4Zain. Den oprechten gaat het licht op in de duisternis; Cheth. Hij is genadig, en barmhartig, en rechtvaardig.
5(111:5) Добрый человек милует и взаймы дает; он даст твердость словам своим на суде.
5Teth. Wel dien man, die zich ontfermt en uitleent; Jod. hij beschikt zijn zaken met recht.
6(111:6) Он вовек не поколеблется; в вечной памяти будет праведник.
6Caph. Zekerlijk, hij zal in der eeuwigheid niet wankelen; Lamed. de rechtvaardige zal in eeuwige gedachtenis zijn.
7(111:7) Не убоится худой молвы: сердце его твердо, уповая на Господа.
7Mem. Hij zal voor geen kwaad gerucht vrezen; Nun. zijn hart is vast, betrouwende op den HEERE.
8(111:8) Утверждено сердце его: он не убоится, когда посмотрит на врагов своих.
8Samech. Zijn hart, wel ondersteund zijnde, zal niet vrezen; Ain. totdat hij op zijn wederpartijen zie.
9(111:9) Он расточил, роздал нищим; правда его пребывает во веки; рог его вознесется во славе.
9Pe. Hij strooit uit, hij geeft den nooddruftige; Tsade. zijn gerechtigheid bestaat in eeuwigheid; Koph. zijn hoorn zal verhoogd worden in eer.
10(111:10) Нечестивый увидит это и будет досадовать, заскрежещет зубами своими и истает. Желание нечестивых погибнет.
10Resch. De goddeloze zal het zien, en hij zal zich vertoornen; Schin. hij zal met zijn tanden knersen en smelten. Thau. de wens der goddelozen zal vergaan.