1(136:1) При реках Вавилона, там сидели мы и плакали, когда вспоминали о Сионе;
1Aan de rivieren van Babel, daar zaten wij, ook weenden wij, als wij gedachten aan Sion.
2(136:2) на вербах, посреди его, повесили мы наши арфы.
2Wij hebben onze harpen gehangen aan de wilgen, die daarin zijn.
3(136:3) Там пленившие нас требовали от нас слов песней, и притеснителинаши – веселья: „пропойте нам из песней Сионских".
3Als zij, die ons aldaar gevangen hielden, de woorden eens lieds van ons begeerden, en zij, die ons overhoop geworpen hadden, vreugd, zeggende: Zingt ons een van de liederen Sions;
4(136:4) Как нам петь песнь Господню на земле чужой?
4Wij zeiden: Hoe zouden wij een lied des HEEREN zingen in een vreemd land?
5(136:5) Если я забуду тебя, Иерусалим, – забудь меня десница моя;
5Indien ik u vergeet, o Jeruzalem! zo vergete mijn rechterhand zichzelve!
6(136:6) прилипни язык мой к гортани моей, если не буду помнить тебя, если не поставлю Иерусалима во главе веселия моего.
6Mijn tong kleve aan mijn gehemelte, zo ik aan u niet gedenke, zo ik Jeruzalem niet verheffe boven het hoogste mijner blijdschap!
7(136:7) Припомни, Господи, сынам Едомовым день Иерусалима, когда ониговорили: „разрушайте, разрушайте до основания его".
7HEERE! gedenk aan de kinderen van Edom, aan den dag van Jeruzalem; die daar zeiden: Ontbloot ze, ontbloot ze, tot haar fondament toe!
8(136:8) Дочь Вавилона, опустошительница! блажен, кто воздаст тебе за то,что ты сделала нам!
8O dochter van Babel! die verwoest zult worden, welgelukzalig zal hij zijn, die u uw misdaad vergelden zal, die gij aan ons misdaan hebt.
9(136:9) Блажен, кто возьмет и разобьет младенцев твоих о камень!
9Welgelukzalig zal hij zijn, die uw kinderkens grijpen, en aan de steenrots verpletteren zal.