1(49:1) Псалом Асафа. Бог Богов, Господь возглаголал и призывает землю, от восхода солнца до запада.
1Een psalm van Asaf. De God der goden, de HEERE spreekt, en roept de aarde, van den opgang der zon tot aan haar ondergang.
2(49:2) С Сиона, который есть верх красоты, является Бог,
2Uit Sion, de volkomenheid der schoonheid, verschijnt God blinkende.
3(49:3) грядет Бог наш, и не в безмолвии: пред Ним огонь поядающий, и вокруг Его сильная буря.
3Onze God zal komen en zal niet zwijgen; een vuur voor Zijn aangezicht zal verteren, en rondom Hem zal het zeer stormen.
4(49:4) Он призывает свыше небо и землю, судить народ Свой:
4Hij zal roepen tot den hemel van boven, en tot de aarde, om Zijn volk te richten.
5(49:5) „соберите ко Мне святых Моих, вступивших в завет со Мною при жертве".
5Verzamelt Mij Mijn gunstgenoten, die Mijn verbond maken met offerande!
6(49:6) И небеса провозгласят правду Его, ибо судия сей есть Бог.
6En de hemelen verkondigen Zijn gerechtigheid; want God Zelf is Rechter. Sela.
7(49:7) „Слушай, народ Мой, Я буду говорить; Израиль! Я буду свидетельствовать против тебя: Я Бог, твой Бог.
7Hoort, Mijn volk! en Ik zal spreken; Israel! en Ik zal onder u betuigen; Ik, God, ben uw God.
8(49:8) Не за жертвы твои Я буду укорять тебя; всесожжения твои всегда предо Мною;
8Om uw offeranden zal Ik u niet straffen, want uw brandofferen zijn steeds voor Mij.
9(49:9) не приму тельца из дома твоего, ни козлов из дворов твоих,
9Ik zal uit uw huis geen var nemen, noch bokken uit uw kooien;
10(49:10) ибо Мои все звери в лесу, и скот на тысяче гор,
10Want al het gedierte des wouds is Mijn, de beesten op duizend bergen.
11(49:11) знаю всех птиц на горах, и животные на полях предо Мною.
11Ik ken al het gevogelte der bergen, en het wild des velds is bij Mij.
12(49:12) Если бы Я взалкал, то не сказал бы тебе, ибо Моя вселенная и все, что наполняетее.
12Zo Mij hongerde, Ik zou het u niet zeggen; want Mijn is de wereld en haar volheid.
13(49:13) Ем ли Я мясо волов и пью ли кровь козлов?
13Zou Ik stierenvlees eten, of bokkenbloed drinken?
14(49:14) Принеси в жертву Богу хвалу и воздай Всевышнему обеты твои,
14Offert Gode dank, en betaalt den Allerhoogste uw geloften.
15(49:15) и призови Меня в день скорби; Я избавлю тебя, и ты прославишь Меня".
15En roept Mij aan in den dag der benauwdheid; Ik zal er u uithelpen, en gij zult Mij eren.
16(49:16) Грешнику же говорит Бог: „что ты проповедуешь уставы Мои и берешь завет Мой в уста твои,
16Maar tot den goddeloze zegt God: Wat hebt gij Mijn inzettingen te vertellen, en neemt Mijn verbond in uw mond?
17(49:17) а сам ненавидишь наставление Мое и слова Мои бросаешь за себя?
17Dewijl gij de kastijding haat, en Mijn woorden achter u henenwerpt.
18(49:18) когда видишь вора, сходишься с ним, и с прелюбодеями сообщаешься;
18Indien gij een dief ziet, zo loopt gij met hem; en uw deel is met de overspelers.
19(49:19) уста твои открываешь на злословие, и язык твой сплетает коварство;
19Uw mond slaat gij in het kwade, en uw tong koppelt bedrog.
20(49:20) сидишь и говоришь на брата твоего, на сына матери твоей клевещешь;
20Gij zit, gij spreekt tegen uw broeder; tegen den zoon uwer moeder geeft gij lastering uit.
21(49:21) ты это делал, и Я молчал; ты подумал, что Я такой же, как ты. Изобличу тебя и представлю пред глаза твои грехи твои .
21Deze dingen doet gij, en Ik zwijg; gij meent, dat Ik te enenmale ben, gelijk gij; Ik zal u straffen, en zal het ordentelijk voor uw ogen stellen.
22(49:22) Уразумейте это, забывающие Бога, дабы Я не восхитил, – и не будетизбавляющего.
22Verstaat dit toch, gij godvergetenden! opdat Ik niet verscheure en niemand redde.
23(49:23) Кто приносит в жертву хвалу, тот чтит Меня, и кто наблюдает за путем своим, тому явлю Я спасение Божие".
23Wie dankoffert, die zal Mij eren; en wie zijn weg wel aanstelt, dien zal Ik Gods heil doen zien.